Ottobock 21A35 Gebrauchsanweisung Seite 31

Advies !
De interne kabel niet beschadigen.
De uiteinden in de vlam van een aansteker afsmelten.
4.4 De gordelverbinder 21Y199 (afb. 6)
De gordelverbinder 21Y199 dient om de elastische gordels (voor grijpen en vergrendelen van het
elleboogslot) aan de prothesenkoker te bevestigen.
• De elastische gordel (afb. 6, pos. 5) door de huls 21Y200 (afb. 6, pos. 1) rijgen.
• De kabel (afb. 6, pos. 6), als deze er nog aanzit, door het onderdeeltje 21Y201 (afb. 6, pos. 2)
leiden.
• De elastische bandage tussen het bovendeel 21Y202 (afb. 6, pos. 3) en het onderdeel vast-
klemmen en met de huls fixeren.
• Afstandshuls 21Y203 (afb. 6, pos. 4) aanbrengen en de gordelverbinder met de schroef
503F3 en de inslagmoer 29C5 aan de prothesenkoker bevestigen.
De afstandshuls 21Y203 garandeert dat de gordelverbinder zich vrij kan draaien op de prothes-
enkoker en dat deze zich aan elke beweging kan aanpassen.
Trekkabel voor het grijpen
(afb. 3, pos. 1) (alleen bij gebruik van een lichaamsbekrachtigde prothese)
De trekbandage 21A37 (afb. 6, pos. 7; afb. 7a, pos. 1) over de kabel trekken en met een lichte
draaiing naar rechts in de gordelverbinder bevestigen. Eventueel met secondenlijm fixeren. Let
op dat de bocht niet te klein wordt gemaakt.
Het geschikte verloop van de trekkabel bepalen (vgl. afb. 7a, pos. 1) en de klem aan de kunst-
arm bevestigen.
De kabel op de juiste lengte brengen en aan de koppeling 10Y32 (afb. 7b, pos. 2) vastschroeven.
De kogelverbinding 10Y31=1 dient voor de aanpassing van de Ottobock mechanische handen
met Perlondraad: 8K20, 8K22, 8K24 en 8K26.
Der kogelverbinding 10Y31=2 dient voor de aanpassing van de Ottobock mechanische handen
met staaldraad: 8K21, 8K23 en 8K27.
Voor het vastklemmen van de kogelverbinding op de staaldraad, de Ottobock centerpons 736Y6
gebruiken!
Trekvergrendeling
(afb. 5b, pos. 1) (alleen bij 21A35)
Kabel op de juiste lengte brengen en met de trekkabel van het elleboogscharnier verbinden.
4.5 De trekbandage voor het buigen (alleen bij21A35) (afb. 8, pos. 1)
Naar behoefte kan de trekbandage voor het buigen tussen de oksellus (afb. 8, pos. 2) en de trek-
bandage voor het grijpen (afb. 8, pos. 3) aan de ring 21Y194 worden aangebracht.
Bij recht afhangende arm moet de trekbandage voor het buigen onder trekspanning staan.
Het uiteinde van de kabel moet in het beste geval door 3 boorgaten in de onderarm worden ge-
regen (afb. 7, pos. 4) en vervolgens met een klemnippel 10Y3 worden gefixeerd.
Bij verzorgingen met Ottobock ErgoArmen® kan de fixatieclip voor perlonkabel 21A207 worden
gebruikt (niet in het leveringspakket inbegrepen).
31