Ottobock 50K324N Gebrauchsanweisung Seite 46

2) Controleer de correctiekracht terwijl de patiënt staat en terwijl hij loopt.
3) Pas de correctiekracht aan tot de gewenste instelling is bereikt.
Optioneel: onderste onderbeenriem en bovenbeenriemen inkorten
1) Verwijder het Y-vormige klittenband.
2) Kort de riemen in op de vereiste lengte.
3) Klit het Y-vormige klittenband vast aan de riem.
Optioneel: bovenste onderbeenriem inkorten
1) Maak de klittenbandsluiting aan de bevestigingsring los.
2) Verwijder het klittenbandrondje.
3) Kort de riem in op de gewenste lengte.
4) Klit het klittenbandrondje vast aan de bovenste onderbeenriem.
Optioneel: knieflexie en -extensie begrenzen
Bij aflevering bedraagt de extensiebegrenzing 0°. De flexie is niet begrensd.
1) Verwijder de condyluspelotte.
2) Om de extensie te begrenzen, draait u de anterieure schroef los. Om de
flexie te begrenzen, draait u de posterieure schroef los.
3) Kies de scharnierwiggen afhankelijk van de gewenste flexie- en extensie­
begrenzing.
4) Bevestig de scharnierwiggen in het orthesekniescharnier. Breng hierbij
de scharnierwig voor de extensiebegrenzing anterior aan en die voor de
flexiebegrenzing posterior. Zorg ervoor dat de geleiding van de schar­
nierwiggen naar buiten wijst (zie afb. 8).
5) Zet de scharnierwig vast met de schroef (zie afb. 9).
6) Klit de condyluspelotte vast.
5.3 Afdoen
> De patiënt zit.
> De knie is licht gebogen en ontlast.
1) Trek de draaisluiting naar buiten. Daardoor wordt de trekband in de
bovenste onderbeenriem geopend.
2) Trek de bovenste onderbeenriem met de hand iets naar buiten (zie
afb. 10).
3) Trek de draaisluiting schuin omhoog los uit de sluitlip (zie afb. 3).
4) Maak de onderste onderbeenriem en de twee bovenste bovenbeenrie­
men los.
5) Haal de orthese naar voren toe van het been af.
46