Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

RIDGID SeekTech SR-20 Bedienungsanleitung Seite 91

Diagnosegerät
Vorschau ausblenden Andere Handbücher für SeekTech SR-20:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 29
seekTech sR-20
Tools For The Professional
TM
Belangrijke begrippen in verband met het gebruik
van de SR-20
SIGNAALSTERKTE staat voor de sterkte van het veld dat
wordt gedetecteerd door de onderste antennebol van de SR-
20, die wiskundig wordt omgezet om schaalbaarheidsredenen.
In een helder en onvervormd veld kunt u lokaliseren op basis
van de signaalsterkte alleen.
NABIJHEIDSSIGNAAL weerspiegelt de nabijheid van de
plaatsbepaler tot de doelleiding; hoe dichter de plaatsbepaler
het centrum van het gedetecteerde veld nadert, hoe hoger
het nabijheidssignaalgetal wordt. Het nabijheidssignaal
wordt berekend op basis van de verhouding tussen de
signalen ontvangen door de onderste en bovenste antenne,
aangepast voor schaalbaarheidsredenen.
VERVORMING is de graad waarmee de vorm van het
gedetecteerde veld afwijkt van de eenvoudige cirkelvorm
van een ideaal magnetische veld veroorzaakt door stroom
in een lange geleider. In geval van meerdere velden wordt
het gedetecteerd veld uit vorm geduwd of getrokken en
meten de verschillende antennes verschillende veldsterkten.
Vervorming wordt weerspiegeld door het feit dat de
traceerlijn onscherp wordt op het display.
GELEIDINGSPIJLEN worden aangestuurd door de signalen
ontvangen door de zijantennes van de SR-20. Wanneer de
door deze zijantennes gedetecteerde veldsignalen gelijk
zijn, worden de pijlen gecentreerd. Als een van beide een
sterker veldsignaal ontvangt dan de andere, wijzen de pijlen
naar het waarschijnlijke midden van de doelgeleider.
Traceren van leidingen met de
SR-20
Actieve leidingtracering
Bij actieve leidingtracering worden de ondergrondse
leidingen bekrachtigd met een zender voor plaatsbepaling.
Plaatsbepalingszenders
bekrachtigen
ze er rechtstreeks op aan te sluiten met klemmen, door
rechtstreeks het signaal teweeg te brengen met behulp van
een klem, of door het signaal teweeg te brengen met behulp
van in de zender ingebouwde inductiespoelen.
WAARSCHUWING:
sluit
elektriciteitskabel van de zender aan alvorens de zender in te
schakelen, om elektrische schokken te voorkomen.
1. Bekrachtig de doelgeleider volgens de instructies
van de fabrikant van de zender. Selecteer de
zenderfrequentie. Zet de frequentie op de SR-20 op
0
leidingen
door
de
aardkabel
en
de
Ridge Tool Company
dezelfde waarde als die van de zender, met behulp
van de frequentietoets. Ga na of de frequentie een
leidingtraceerpictogram
Rechtstreekse aansluiting: De zender wordt aan de
doelgeleider bevestigd door middel van een rechtstreekse
metaal-op-metaalverbinding
toegangspunt, zoals een klep, een meter of een ander punt.
Belangrijk: de verbinding tussen de zender en de geleider
moet een zuivere, stevige verbinding zijn. De zender
wordt ook aangesloten op een aardpin die een krachtig
open pad naar de aarde verschaft. Belangrijk: een zwakke
aardaansluiting is de meest voorkomende oorzaak van een
slechte traceerkring. Zorg ervoor dat de zender degelijk
geaard is en voldoende blootgesteld is aan de grond om
stroom door de kring te laten vloeien.
Inductieve klem: de zender wordt verbonden met een
inductieve klem die vervolgens op een buis of kabel wordt
geplaatst. De zender bekrachtigt de klem, die op haar beurt
een stroom in de geleider veroorzaakt.
Inductieve modus: de zender wordt boven de geleider
geplaatst, in een rechte hoek. Er is geen rechtstreekse
verbinding; de inwendige wikkelingen van de zender
genereren en krachtig veld doorheen de aarde dat een
stroom teweegbrengt in de betreffende ondergrondse
geleider. Belangrijk: als de zender zich te dicht bij de
SR-20 bevindt in deze modus, kan er "luchtkoppeling"
ontstaan, wat betekent dat de plaatsbepaler op het veld
van de zender registreert in plaats van op dat van de
doelgeleider.
Figuur 18: leidingtraceerfrequentie
geselecteerd met de frequentietoets
(dit scherm knippert eventjes wanneer er een
nieuwe frequentie wordt gekozen)
2. Observeer het nabijheidssignaal om na te gaan of
de ontvanger het uitgezonden signaal ontvangt.
Boven de leiding moet het nabijheidssignaal pieken
en langs weerszijden ernaast moet het dalen.
3. Tijdens het opsporen wordt de loop van de buis
of kabel op het scherm weergegeven met 2 volle
lijnen. De traceerlijn is een duidelijke enkelvoudige
weergeeft.
ter
hoogte
van
een

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis