nl
96 | HTD 6xx | Verklaring van de meetwaarden
5.3
Apparaat plaatsen
¶
Het apparaat ca. 30 cm voor de koplamp brengen die
gecontroleerd moet worden.
!
De kruislijnlaserfunctie maakt een eenvoudige positi-
onering van de koplamptester mogelijk. De koplamp-
tester moet op het centrum van de koplamp gericht
zijn.
!
Voor de activering verschijnt een waarschuwingsmel-
ding "Attentie! Laser wordt geactiveerd" ("Achtung!
Laser wird aktiviert") op het LCD-display.
Fig. 16:
Koplampinstelapparaat plaatsen
"
Het apparaat kan aan het voertuig uitgelijnd worden.
|
1 692 104 610
2015-01-14
5.4
Uitlijnen aan het voertuig
Laserstraling kan het netvlies beschadigen.
Ernstig oogletsel kan het gevolg zijn.
¶
Laserstraal nooit op personen en vooral
niet op gezichten en ogen richten.
¶
Nooit rechtstreeks in de laserbron kijken.
¶
Spiegelingen vermijden, bijv. door afdek-
ken of verwijderen van spiegelende opper-
vlakken in de omgeving van de laserstraal,
¶
reglementair gebruik in acht nemen.
1. Twee delen in het voorste gedeelte van het voertuig
zoeken, bijvoorbeeld de beide koplampranden.
2. Uitlijnlaser inschakelen.
Fig. 17:
1. Aan/uitschakelaar
Fig. 18:
2. Statusindicatie waarschuwings-LED
3. De zuil met de lichtkast zover draaien tot de
beide referentiepunten met de door de uitlijnlaser
geprojecteerde lijn overeenkomen.
4. Uitlijnlaser uitschakelen.
"
Het koplampinstelapparaat is correct uitgelijnd als de
laserstraal parallel met twee symmetrische referentie-
punten van de voorkant van het voertuig ligt.
Fig. 19:
Apparaat aan het voertuig uitlijnen
!
Bij slechte reflectie van de laserstraal moet bijvoor-
beeld een spatbordbeschermer of dergelijke op het
voertuig gelegd owrden om de laserstraal beter te
herkennen.
Robert Bosch GmbH