Elektrische aansluitingen
Waarschuwing!
Verzeker u er voordat u gaat boren van, dat er geen elektrische kabels of
andere delen van het voertuig door boren, zagen en vijlen beschadigd
kunnen raken (zie afb. 1, pag. 3).
➤
Gebruik voor het leggen van de kabels in de motor- of kofferruimte zo mogelijk
aanwezige openingen met rubberstoppen.
Als er geen openingen aanwezig zijn, maak dan een boring van ca. 13 mm dia-
meter en zet een kabeldoorvoer in.
Instructie!
Trek de insteekvoetjes van de kabels door de kabeldoorvoer, voor u de
doorvoer in de carrosserie inzet.
➤
Leg de kabels zodanig in de motor- of kofferruimte, dat zij in geen geval bescha-
digd kunnen raken (b. v. door steenslag).
➤
Isoleer alle niet gebruikte kabeleinden.
7.2
Hoofdkabelboom P1 aansluiten (zie afb. 6, pag. 6)
➤
Steek de kabelboom P1 op de betreffende aansluiting aan het besturingstoestel.
Groen/bruin (P1.7)
Als de knipperlichten plus geschakeld zijn (de kabels naar de knipperlichten hebben
+12 V als de knipperlichten geactiveerd worden):
➤
Sluit deze kabel aan +12 V aan.
Als de knipperlichten min geschakeld zijn (de kabels naar de knipperlichten geleiden
massa als de knipperlichten geactiveerd worden):
➤
Sluit deze kabel aan massa aan.
➤
Soldeer de beide dioden (afb. 8.12, pagina 7) in de kabels zwart/wit en zwart/
groen uit en soldeer ze omgedraaid (polen verwisseld) opnieuw in.
Zwart/wit en zwart/groen (P1.8)
➤
Sluit de zwart/witte kabel aan de rechter knipperlichtleiding aan.
➤
Sluit de zwart/groene kabel aan de linker knipperlichtleiding aan.
Rood (P1.9)
➤
Sluit deze kabel aan een permanent +12 V geleidende kabel aan (klem +30).
Zwart (P1.10)
➤
Sluit deze kabel aan de massa aan (klem -31).
Bruin (P1.11)
➤
Leid de kabel door de spatwand in de motorruimte.
➤
Sluit deze kabel aan de rode leiding van de alarmsirene aan.
➤
Sluit de minpool van de alarmsirene aan de massa aan.
206
MAGIC SAFE