Werbung
Messfleckgröße – Distance to Spot Ration (D/S)
Um genaue Messergebnisse zu erzielen, muss das Messobjekt größer als der Mes-
sfleck des Infrarot Thermometers sein. Die ermittelte Temperatur ist die Durch-
schnittstemperatur der gemessenen Fläche. Je kleiner das Messobjekt ist, desto
kürzer muss die Entfernung zum Infrarot Thermometer sein. Die genaue Messfleck-
größe können Sie dem folgenden Diagramm entnehmen. Ebenso ist dieses auf dem
Gerät aufgedruckt.
Für genaue Messungen sollte das Messobjekt wenigstens doppelt
so groß wie das Messfleck sein!
Messentfernung (cm)
Measuring Distance (cm)
Emissionsgrad
Der Emissionsgrad ist ein Wert der benutzt wird um die Energieabstrahlungs-Cha-
rakteristik eines Materials zu beschreiben. Je höher dieser Wert, desto höher ist die
Fähigkeit des Materials Strahlungen auszusenden. Viele organische Materialien und
Oberflächen haben einen Emissionsgrad von ca. 0,95. Metallische Oberflächen oder
glänzende Materialien haben einen niedrigeren Emissionsgrad. Daher ist das IR-
365RF mit einer Emissionsgradeinstellung ausgestattet.
Trotz des einstellbaren Emissionsgrades wird es nicht empfohlen
auf glänzenden Oberflächen (Edelstahl usw.) zu messen. Genauere
Messwerte erhält man, wenn man die Messstelle mit schwarzer Far-
be oder Klebeband abklebt.
Einstellung des Emissionsgrades
Manuell:
Drücken Sie die MODE-Taste (3) bis in der Zweitanzeige (19) „EMS" angezeigt wird.
Mit den beiden Pfeiltasten (2/8) kann nun der gewünschte Emissionsgrad (17) einge-
stellt werden. Sollte der Emissionsgrad der zu messenden Oberfläche nicht bekannt
sein, kann dieser über die automatische Emissionsgradeinstellung ermittelt werden.
Automatisch:
Stecken Sie einen optionalen K-Typ Temperaturfühler in die dafür vorgesehene
Buchse (4). Es kann jeder handelsübliche K-Typ Temperaturfühler mit Mini-Buchse
angeschlossen werden. Für genaue Messungen ist es ratsam einen speziellen K-
Typ-Oberflächen-Temperaturfühler zu verwenden.
10
Messfleckgröße (cm)
Ø 2
Ø 5
Ø 1
Spot-Size (cm)
30
60
150
30:1
Functies van de „MODE"-toets (3)
Door de MODE-toets (3) in te drukken kunt u op het tweede display (20)
tussen de verschillende meetfuncties switchen. „MIN" (alleen weergave
MAX
van de laagste temperatuurwaarde tijdens de meting), „MAX" (alleen
weergave van de hoogste temperatuurwaarde tijdens de meting), „DIF"
MIN
(verschil tussen hoogste en laagste temperatuurwaarde) en „AVG"
(Average = gemiddelde waarde).
DIF
De gemeten temperatuurwaarde kan, nadat de IR-365RF uitgeschakeld
is, door het indrukken van de MODE-toets (3) weer worden weergege-
AVG
ven. Bij elke nieuwe meting vervangen de nieuwe waarden maximum
(MAX), minimum (MIN), verschil (DIF) en gemiddeld (AVG) de oude
HAL
waarden en worden de nieuwe waarden geregistreerd.
Met de Mode-toets kunnen tevens de alarmwaarden „High-Alarm"
LAL
(HAL), „Low-Alarm" (LAL) en de emissiefactor (EMS) ingesteld wor-
den. Bij elke druk op de Mode-toets springt de IR-365RF naar een
TK
andere weergave/instelmodus (zie afbeelding). Selecteer voor het
instellen van de alarmwaarden en de emissiefactor met de MODE-
LOG
toets (3) de waarde die u wilt instellen. Stel de gewenste waarde met
de twee pijltoetsen (2/8) in.
EMS
De functie „LOG" is een datalogger (geheugen) voor max. 20 meet-
waarden.
Lock-functie (continue meting)
Met de Lock-functie kan de IR-365 op continue meting worden ingesteld. Zet voor
het activeren van de continue meting de schuifschakelaar „LOCK Off/ON" (10) in het
batterijvak op „ON" en druk de toets voor de temperatuurmeting (7) in. De geacti-
veerde Lock-functie wordt door het symbool voor continue meting (21) weergege-
ven. Zet voor het deactiveren van de continue meting de schuifschakelaar in de
stand „Off". Tijdens de continue meting kunnen met de „Laser/Backlight/SET"-toets
(6) de laser en de achtergrondverlichting in- of uitgeschakeld worden.
Richtlaser
Bij ingeschakelde laser geeft de laserstraal ongeveer het midden van de meetvlek
aan. Dit vergemakkelijkt het meten. Druk voor het activeren van de laser bij inge-
schakeld apparaat de Laser/Backlight/SET-toets (6) in tot op het LCD-display het
lasersymbool (21) verschijnt. Als vervolgens de toets voor temperatuurmeting (7)
wordt ingedrukt, geeft de laserstraal ongeveer het midden van de meetvlek aan.
Druk voor het deactiveren van deze functie de Laser/Backlight/SET-toets (6) in tot
het lasersymbool (21) verdwijnt.
Achtergrondverlichting
Bij metingen in het donker, kan met de Laser/Backlight-toets (6) de achtergrondver-
lichting geactiveerd en gedeactiveerd worden.
51
Werbung
Kapitel
