Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Ferm FPCS-45CC Gebrauchsanweisung Seite 33

Inhaltsverzeichnis

Werbung

F
Guidez la chaîne autour du pignon de retour en étoile, tout en la tirant légèrement dans la direction de la flèche
La chaîne doit pendre légèrement dans le bas du guide-chaîne.
D
Réinstallez le carter du pot d'échappement. Ne serrez pas les vis (3) et les écrous (2) trop fort.
Serrez la vis de réglage de tension de la chaîne (1) jusqu'à ce que la chaîne borde la partie inférieure du guide-chaîne.
NL
Faites attention en tendant la chaîne à ce que le tenon de tension (2) ne sorte pas de l'orifice du guide-chaîne.
F
Réglage de la tension de la chaîne
Fig. 3d
E
Tournez manuellement la chaîne pour vérifier qu'elle soit bien positionnée sur le pignon de chaîne et sur le guide-chaîne.
Soulevez le guide-chaîne au niveau du pignon de renvoi et tournez la vis de réglage (A) dans le sens de aiguilles d'une montre
jusqu´à ce que la chaîne borde la partie inférieure du guide-chaîne.
P
Après avoir effectué le réglage, serrez correctement les écrous de blocage (B).
La chaîne est correctement tendue si on peut la soulever de 3 à 4 mm au milieu du guide-chaîne et si elle est facile à tourner à la
main (avec des gants !)
Vérification de la tension de la chaîne
Vérifiez souvent la tension de la chaîne car les chaînes neuves ont tendance à se détendre en cours d'utilisation.
A froid, la chaîne doit toucher le bord inférieur du guide-chaîne mais vous devez pouvoir la faire tourner facilement à la main.
A température de fonctionnement la chaîne se détend et elle est lâche.
De aandrijfschakels van de zaagketting mogen niet uit de gleuf aan de onderkant van de geleiderail komen – de zaagket-
ting zou kunnen losspringen. Zaagketting naspannen.
Guide-chaîne
Pour éviter l´usure unilatérale du guide-chaîne, retournez-le à chaque remplacement de chaîne.
Frein de chaîne
Fig. 2a - 2c
La tronçonneuse est équipée d´un frein manuel qui réduit les risques de blessures par rebonds. Le frein est enclenché en appuyant sur le
levier de frein. Si vous actionnez le frein, le mouvement de la chaîne est arrêté brutalement.
Le frein de chaîne a pour objectif de réduire les risques de blessure par rebonds. Cependant, il ne peut représenter un
moyen de protection suffisant si la tronçonneuse est utilisée de façon imprudente.
Testez toujours le frein de chaîne avant d'utiliser la machine et régulièrement au cours de son utilisation.
Test mécanique du frein de chaîne, moteur éteint
Le frein de chaîne est DESENCLENCHE (la chaîne peut tourner) quand le LEVIER DE FREIN EST VERROUILLE EN ARRIERE
sur la poignée avant
Le frein de chaîne est ENCLENCHE (la chaîne est bloquée) quand le levier de frain est positionné vers l'avant. Vous ne pouvez
pas faire tourner la chaîne.
Test du frein de chaîne, moteur en marche
Avant de démarrer toute intervention, testez le fonctionnement du frein quand le moteur est en marche.
Poussez la protection frontale de la main vers l'avant (chaîne de scie est bloquée).
Démarrez le moteur et accélérez à fond un moment (max. 3 secondes). La chaîne ne doit pas tourner.
N'utilisez pas la tronçonneuse quand le frein est enclenché (bloqué), cela peut entraîner une détérioration rapide et grave
de la machine.
Carburant
Mélange carburant
La tronçonneuse est équipée d´un moteur deux temps qui fonctionne avec un mélange spécial de carburant et d´huile moteur 2 temps à un
ratio de 40 pour 1 pour de meilleurs résultats
Essence :
Essence sans plomb normale (indice d´octane minimal 90)
Huile pour moteurs deux temps :
Huile haut de gamme pour moteur deux temps
44
Kettingspanschroef (1) een beetje aandraaien (naar rechts draaien), tot de zaagketting tegen de onderkant van de geleiderail ligt.
Bij het aanspannen van de kettingspanschroef erop letten dat de spanhaak /2) niet uit het boorgat van de geleiderail glijdt.
Zaagketting aanspannen
Fig. 3d
De zaagketting ter controle met de hand een beetje doortrekken zodat ze juist op het kettingtandwiel en in de geleiderail ligt.
Geleiderail aan het stuurspoor optillen en kettingspanschroef (A) naar rechts draaien tot de zaagketting tegen de onderkant van
de rail ligt.
Bevestigingsmoeren (B) vast aandraaien.
De zaagketting is juist aangespannen als ze in het midden van de geleiderail ongeveer 3 – 4 mm opgetild en met de hand licht door-
getrokken kan worden.
Controle van de kettingspanning
Kettingspanning vaak controleren aangezien nieuwe zaagkettingen langer worden. In koude toestand moet de zaagketting tegen de
onderkant van de geleiderail liggen, maar ze moet met de hand doorgetrokken kunnen worden. Bij bedrijfstemperatuur wordt de
zaagketting langer en hangt ze door.
De aandrijfschakels van de zaagketting mogen niet uit de gleuf aan de onderkant van de geleiderail komen – de zaagket-
ting zou kunnen losspringen. Zaagketting naspannen.
Geleiderail
Ter voorkoming van een éénzijdige slijtage van de geleiderail moet deze bij elke kettingvervanging gedraaid worden.
Kettingrem
Fig. 4a - 4b
De kettingzaag heeft een handmatige kettingrem die bijvoorbeeld bij een terugslag (kickback) via de handbeschermer geactiveerd
wordt.
Bij activering van de kettingrem wordt de zaagketting plotseling gestopt.
De kettingrem heeft als doel bij een eventuele terugslag verwondingen te verhinderen resp. te verminderen. Hij kan echter
geen gepaste bescherming bieden bij een nalatige omgang met de machine.
Iedere keer voordat u de machine gaat gebruiken, de functie van de kettingrem controleren.
Functionele controle van de kettingrem bij een uitgeschakelde motor
Handbeschermer in de pijlrichting naar de beugelgreep trekken. De kettingrem is uitgeschakeld. De zaagketting kan met de hand
doorgetrokken worden.
Handbeschermer in pijlrichting naar voren duwen.
De kettingrem is ingeschakeld. De zaagketting mag niet doorgetrokken kunnen worden.
Functionele controle van de kettingrem bij een ingeschakelde motor
Iedere keer voordat u de machine gaat gebruiken, moet bij draaiende motor een functionele controle uitgevoerd worden.
Druk de beschermkap naar voren (zaagketting is geblokkeerd).
Motor starten en kort (max. 3 seconden) vol gas geven. De zaagketting mag niet meelopen.
De motorzaag niet met geactiveerde (geblokkeerde) kettingrem gebruiken, aangezien dat in korte tijd tot aanzienlijke
schade kan leiden.
Brandstof
Brandstofmengsel
De motorzaag is uitgerust met een tweetaktmotor en wordt aangedreven met een mengsel van brandstof en tweetaktmotorolie. De
mengverhouding is 35:1
Benzine:
loodvrije normale benzine (min. 90 ROZ)
Tweetaktmotorolie :
tweetaktmotorolie van hoge kwaliteit
Ferm
Ferm
NL
D
NL
F
E
P
33

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

Kzm1009

Inhaltsverzeichnis