Instelling Carburator; Luchtfilter - Solo 117 Gebrauchsanweisung

zoals met een zeis (afb. 3). Gebruik altijd de
juiste beschermkappen voor de maaier en het
snijwerktuig. Weggeslingerde deeltjes kunnen
verwondingen veroorzaken.
Bij gebruik van draadsnijkoppen:
Vervang de standaardbeschermkap door de
juiste accessoires als u het metalen werktuig
vervangt door een draadsnijkop. Volg de
bedieningsvoorschriften. Werk altijd met toe-
gestane snijdraadlengtes. Als u de bescherm-
kap op de juiste manier hebt gemonteerd,
wordt de snijdraad op de juiste lengte afge-
sneden (door ingebouwde messen in de
beschermkap).
Als de snijdraden te lang zijn, wordt de motor
overbelast en daalt het toerental, waardoor
de koppeling oververhit raakt en belangrijke
onderdelen worden beschadigd. Bij een de-
fecte koppeling kunt u zich bovendien kwet-
sen aan het stationair meedraaiende werk-
tuig.

Instelling carburator

4
De carburator wordt in de fabriek optimaal
ingesteld. Afhankelijk van de plaats van toe-
passing (in de bergen, op vlak land) moet de
carburatorinstelling worden aangepast.
De carburator heeft 3 regelschroeven:
1. Nullast-aanslagschroef (T)
2. Nullast-mengselregelingsschroef (L)
3. Vollast-mengselregelingsschroef (H)
De regelschroeven voor nullast- en vollast-
mengsel kunnen maar beperkt worden ver-
steld.
Belangrijk: De instelling van de
carburator bepaalt het motor-
vermogen. Gebruik hierbij altijd een
toerentalmeter.
De carburator instellen:
1. Laat de motor warmdraaien.
2. De nullast instellen:
Zoek met de L-schroef het hoogste nullast-
toerental. Draai vanuit deze positie een
beetje naar links. Stel het juiste toerental in
met de nullast-aanslagschroef (T). Het
snijwerktuig mag niet bewegen.
Geef gas om de versnelling te testen. Draai
de L-schroef een beetje naar links bij een
vertraging.
3. Stel het max. toegelaten toerental in. Geef
gas als de motor warmgedraaid is. Stel het
gewenste toerental in met de H-schroef.
4. Controleer het nullasttoerental nogmaals.
Belangrijk: Laat de carburator alleen
instellen door een specialist die over
de juiste meet- en instel-
instrumenten beschikt.

Luchtfilter

5
De luchtfilter houdt het vuil tegen dat samen
met de verbrandingslucht wordt aangezogen en
vermindert op die manier slijtage aan de motor.
Regelmatig onderhoud verlengt de levens-
duur van uw maaier.
De luchtfilter controleren en reinigen:
1. Hef het deksel van de luchtfilter (1) onder-
aan een beetje op.
2. Open de bajonetsluiting.
3. Verwijder de luchtfilter (2).
4. Klop of blaas de luchtfilter uit als hij weinig
vervuild is of dagelijks.
5. Reinig de luchtfilter met een afwasmiddel
en droog hem bij zwaardere vervuiling of
wekelijks.
6. Vervang de beschadigde luchtfilter indien
nodig.
De luchtfilter reinigen:
Een vuile luchtfilter vermindert de motor-
capaciteit, verhoogt het brandstofverbruik en
dus ook de schadelijke stoffen in de uitlaat-
gassen. Het starten wordt ook moeilijker.
Reinig de lucht- en benzinefilter dagelijks als
u de maaier de hele dag gebruikt, en vaker bij
een hoger stofgehalte.
Klop de filter gewoon uit om hem te reinigen.
Reinig de lucht- en benzinefilter bij sterkere
vervuiling in een niet-brandbaar reiniging-
smiddel (bv. warm zeepwater). Laat de filters
goed drogen voor u ze opnieuw monteert.
Vervang beschadigde filteronderdelen onmid-
dellijk. De garantie vervalt bij motorschade
die is ontstaan door verkeerd onderhoud.
77