5.2.2
Bekabelen
1.
Gebruik de snoerontlastingen.
2.
Verkort de aansluitkabels indien nodig.
30 mm max.
3.
Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van
een ader te vermijden, ontmantelt u de buitenste om-
hulling van flexibele kabels slechts maximaal 30 mm.
4.
Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste draden
tijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling niet
beschadigd wordt.
5.
Verwijder slechts zoveel van de isolatie van de binnen-
ste aders als voor een betrouwbare en stabiele aan-
sluiting vereist is.
6.
Om kortsluiting door het losraken van draden te voor-
komen, moeten na het isoleren aansluithulzen op de
aderuiteindes aangebracht worden.
7.
Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-
kerklemmen van de stekker zitten. Bevestig deze in-
dien nodig opnieuw.
5.2.3
Elektrische aansluiting van de buitenunit
1.
Verwijder de veiligheidsafdekking van de elektrische
aansluitingen van de buitenunit.
2.
Maak de schroeven van het klemblok los, leid de ader-
uiteinden van de voedingskabel in het blok en draai de
schroeven vast.
Opgelet!
Materiaalschade
Gevaar voor storingen door kortsluitingen.
▶
Isoleer niet gebruikte draden van de kabel
met isolatietape.
▶
Zorg ervoor dat de draden niet in contact
met de onder spanning staande delen
kunnen komen.
3.
Zorg voor de correcte bevestiging en verbinding van de
kabels.
4.
Monteer de veiligheidsafdekking van de bekabeling.
6
Ingebruikname
6.1
Dichtheidscontrole
Aanwijzing
Zorg ervoor dat u al vóór het begin van de werk-
zaamheden veiligheidshandschoenen voor het
werken met het koudemiddel draagt.
8000011820_02 Installatie- en onderhoudshandleiding
U I D
L I Q
C
S
G A
C
3
U I D
L I Q
B
S
G A
2
B
U I D
L I Q
A
1
S
G A
A
1.
Maak de stop (1) van de afsluitklep los en sluit een ma-
nometer (4) aan op de afsluitklep (3) van de aanzuig-
buis (2).
2.
Sluit een stikstoffles (6) met reduceerventiel aan op de
manometer (4) .
3.
Open de klep (5) van de stikstoffles (6), stel de drukre-
gelaar in en open daarna de afsluitkleppen van de ma-
nometer.
4.
Controleer de dichtheid van alle aansluitingen en
slangverbindingen (7).
5.
Sluit alle kleppen van de manometer en de stikstoffles.
6.
Verwijder de stikstoffles.
7.
Verlaag de systeemdruk door langzaam openen van
de afsluitkranen van de manometer.
8.
Als er geen lekken optreden, ga dan met leegmaken
van de installatie (→ Hoofdstuk 6.2) door.
Aanwijzing
Overeenkomstig het voorschrift
517/2014/EC moet het volledige koudemid-
delcircuit regelmatig aan een dichtheidscon-
trole worden onderworpen. Neem alle nodi-
ge maatregelen voor de correcte uitvoering
van deze controles en noteer de resultaten
correct in het onderhoudsboek van de
installatie. Voer een dichtheidscontrole met
volgende intervallen uit:
Systemen met minder dan 7,41 kg koude-
middel => hierbij is geen regelmatige contro-
le vereist.
Systemen met 7,41 kg koudemiddel of meer
=> minstens één keer per jaar.
Systemen met 74,07 kg koudemiddel of
meer => minstens één keer om de zes
maanden.
Systemen met 740,74 kg koudemiddel of
meer => minstens één keer om de drie
maanden.
4
5
6
7
155