Aansluiten van de veiligheidsgasfles
1. Plaats de veiligheidsgasfles [3] op het platform en
borg deze met de borgketting [2].
2. Open het gasflesventiel [4] meermaals kort om
eventuele vuildeeltjes uit te blazen.
3. Sluit het reduceerventiel [7] aan op de veiligheids-
gasfles [3].
4. Schroef de veiligheidsgasfles [8] vast aan het redu-
ceerventiel [7].
5. Open het gasflesventiel [4].
3 Stel de gashoeveelheid bij ingedrukte brander-
knop in met behulp van de instelschroef [9] van
het reduceerventiel [7]. De gashoeveelheid wordt
weergegeven op de doorstroommeter [6].
Gashoeveelheid=draaddiameter x 10 l/
min.
3 De inhoud van de fles wordt weergegevens op de
inhoudsmanometer [5].
Uitrusten van de lasinstallatie met
aludraad (afb. IV)
1. Vervang de draadaandrijfrol [24] door een ge-
schikte aluminium-draadaandrijfrol.
2. Vervang de staalbrander door een alubrander of
vervang de interne staalspiraal door een kunststof-
kern [33].
3. Verwijder de steunbuis [34] in de centrale
bus [13].
4. Kort de uitstekende kunststofkern [33] zo in dat
deze heel dicht tegen de draadaandrijfrol komt
en schuif de overeenkomstig ingekorte messingbuis
over de uitstekende kunststofkern [33] ter stabilisa-
tie.
5. Trek de brander vast en leg de draadelektrode in.
De bestellingnummers van de reserveonderdelen
hangen af van het gebruikte brandertype en de
draaddiameter en staan in de lijst met branderre-
serveonderdelen.
Inbedrijfneming (afb. VI / VII)
De bediening van de MM230 is zeer eenvoudig
ontworpen:
De draadaandrijving past zich automatisch aan het
ingestelde lasniveau aan.
De draadaandrijving kan handmatig bijgesteld
worden.
Schakel het apparaat in met de hoofdschakelaar
■
[40].
3 De groene netcontrole-indicator [36] brandt.
De niveauschakelaar [41] dient voor de precieze
afstemming van het lasniveau op de elektrode en het
materiaal.
Nooit tijdens het lassen omschakelen!
Verlaag de lasspanning met de niveauschakelaar [41]
wanneer er inbrandkerven zichtbaar zijn. Verhoog de
lasspanning met de niveauschakelaar [41] wanneer
de naad zichtbaar te sterk verhoogd is.
Modusschakelaar
Kies de gewenste lasfunctie met de modusschakelaar
[39]:
Lassen 2-takt
1. Houd de branderknop ingedrukt.
3 Het gasventiel wordt geopend. De draadaan-
drijfsnelheid wordt automatisch geregeld, de
lichtboog wordt ontstoken.
2. Laat de branderknop los.
3 De draadaandrijving wordt gestopt, de automa-
tisch geregelde vrije brandtijd loopt af. De draad
brandt terug. De lichtboog dooft.
Lassen 4-takt
1. Druk de branderknop kort in.
3 Het gasventiel wordt geopend. De draadaan-
drijfsnelheid wordt automatisch geregeld, de
lichtboog wordt ontstoken.
2. Druk de branderknop opnieuw kort in.
3 De draadaandrijving wordt gestopt, de automa-
tisch geregelde vrije brandtijd loopt af. De draad
brandt terug. De lichtboog dooft.
Puntlassen
1. Druk de branderknop in.
3 De lichtboog bestaat voor de duur van de inge-
stelde puntlasduur en dooft dan.
2. Laat na het doven van de lichtboog de brander-
knop los.
Draairegelaar voor de draadaandrij-
ving
Met de draairegelaar [38] kan de draadaandrijving
fijn afgesteld worden. De draadaandrijving wordt
afhankelijk van het lasniveau automatisch geregeld.
1. Zet de draairegelaar [38] bij de lasniveaus 1-5
minstens op de middelste stand om voldoende
draadaandrijving te verzekeren.
2. Verlaag de draadaandrijving bij stotende draad.
3. Verhoog de draadaandrijving bij te hete lichtboog.
57