Conrad WS222 Bedienungsanleitung Seite 133

• Plaats na de montage van de mast drie batterijen (AA/
Mignon) met de juiste poolrichting in het batterijvak. In het
batterijvak vindt u bijbehorende afbeeldingen; zie ook
afbeelding 3 rechts.
Gebruik bij voorkeur Alkaline-batterijen.
Zoals reeds in hoofdstuk 6 beschreven, kunnen
accu's gebruikt worden, wat echter de bedrijfsduur,
de reikwijdte en de bedrijfsveiligheid negatief kan
beïnvloeden.
• De volgende 5 minuten bevindt de sensor zich in de
zogenaamde synchronisatiemodus, waarin hij om de 4
seconden telkens een datapakket zendt.
Gedurende deze tijd moeten de batterijen in het basisstation
geplaatst worden, zodat de sensor herkend wordt.
• Sluit de behuizing van de combisensor; schuif de afdekking naar boven en vergrendel de afdekking
door naar rechts te draaien (tegenovergestelde richting van afbeelding 1).
• De definitieve plaatsing, b.v. in de tuin, mag, zoals reeds aan het begin van dit hoofdstuk
beschreven, pas na een succesvolle functietest uitgevoerd worden, zodat u niet ter controle van
de functies een hele weg moet afleggen.
De juiste standplaats van de combisensor is doorslaggevend voor precieze resultaten.
De temperatuursensor binnenin de behuizing van de combisensor bevindt zich bovenaan
onder de schermen in een gelucht bereik van de behuizing. Bij direct zonlicht treedt er
daarom slechts een geringe verhoging van de temperatuurmeetwaarde op.
Bij de windsensor aan de punt van de combisensor dient er rekening mee gehouden te
worden dat de nabijheid van gebouwen, bomen enz. de meetwaarde van de windsnelheid
vervalst.
De combisensor moet daarom zo vrij mogelijk, b.v. in de tuin, opgesteld worden.
• De mast moet vast in de grond steken. Hierbij moet de combisensor zich op ca. 2 m boven de grond
bevinden.
Denk bij de keuze van de opstellingsplaats aan de veiligheid van kinderen,
huisdieren, voertuigen enz.
Door het omvallen van de combisensor bestaat er verwondingsgevaar resp. het
gevaar voor beschadiging van voertuigen of voorwerpen.
Controleer of er op de plaats waar u de grondpen in de grond steekt/slaat geen
leidingen zijn (b.v. slangleiding voor besproeiingssystemen e.d.).
Afbeelding 3
133