Uitlijning Bij Rotatie Of Verdraaiing - Enerpac ATM Serie Bedienungsanleitung

3. De valarm moet op de pijp komen terwijl u de
hefhaak in het boutgat horizontaal omhoog houdt.
Figuur 16
5. LET OP
4. Draai met de momentsleutel en 22mm dop de
tegenoverliggende flens naar beneden tot de uitlijning
tot stand is gebracht en u de bouten kunt insteken.
Maximale kracht op de bout = 68 Nm (50 ft lb).
VOORZICHTIG: Gebruik alleen de bij de
ATM-3 meegeleverde momentsleutel.
VOORZICHTIG:
maximale capaciteit van het gereedschap.
WAARSCHUWING: Geen slagmoersleutel
gebruiken op de schroefbout.
Met de momentsleutel die bij het gereedschap wordt
geleverd, kan handmatig een kracht van 68 Nm
(50 ft.lbs) worden uitgeoefend.
5. LET OP: Let erop dat de wartel aan de voet van
de schroefbout altijd volledig in contact is met de
cirkelomtrek van de flens die omlaag moet
worden gedrukt.

13.0 UITLIJNING BIJ ROTATIE OF VERDRAAIING

Dit is een algemeen probleem bij pijplijninstallaties,
zowel onshore als offshore (zie figuur 17). Vaak zijn de
flenzen wel uitgelijnd, maar is de operator niet in staat
om de bout in een van de twee corresponderende
boutgaten van de verbinding te steken.
Figuur 17
UITLIJNING BIJ ROTATIE OF VERDRAAIING
STAP 3
DE FLENS UITLIJNEN
.
.
.
. .
.
SERIAL No: 0300 .
. .
Overschrijdt niet de
De ATM-3 heeft, binnen de capaciteit van 3 ton
(27kN), het vermogen om de flenzen in verschillende
richtingen te bewegen.
De opstellingsprocedure is dezelfde als hierboven
met één mogelijke uitzondering. De ATM-3 kan wor-
den aangesloten op het best bereikbare punt van de
verbindingsomtrek, omdat de foutuitlijning bij alle
boutgaten even groot is.
De aanbevolen werkmethoden zijn:
1. Kies het gemakkelijkste of het best bereikbare
punt op de verbindingsomtrek en sluit het
gereedschap hierop aan. (Volg de stappen 1 t/m 3
in paragraaf 12.0.)
2. In deze situatie, wanneer de beide flenzen
uitgelijnd maar gedraaid zijn, wordt de ATM-3
gebruikt om de flenzen uit de uitlijnpositie te
drukken tot een paar boutgaten parallel komen te
liggen (zie punt A in figuur 18);
Figuur 18
A
Y
3. Steek de bout in het boutgat op punt A (figuur 19)
en ontkoppel dan de ATM-3. De kracht wordt nu
op de aanwezige bout overgebracht en;
Figuur 19
A
X
62
X
Y