Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

DAB ESYBOX DIVER Serie Installations- Und Wartungsanleitungen Seite 68

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 47
7.16
RP: Instelling van de drukverlaging voor herstart
Drukt de drukverlaging ten opzichte van de SP-waarde uit die herstart van de pomp veroorzaakt. Als de setpointdruk bijvoorbeeld 3,0 [bar]
bedraagt en RP is 0,5 [bar], vindt
de herstart plaats bij 2,5 [bar]. RP kan worden ingesteld van een minimum van 0,3 tot een maximum van 1 [bar]. In bijzondere omstandigheden
(bijvoorbeeld bij een setpoint dat lager is dan RP zelf) kan hij automatisch worden beperkt.
7.17
OD: Type installatie
Mogelijke waarden: star en elastisch. Bij het verlaten van de fabriek is de instelling "star" ingesteld, die geschikt is voor de meeste installaties.
Als er sprake is van drukschommelingen die niet gestabiliseerd kunnen worden aan de hand van de parameters GI en GP, moet de elastische
modus worden ingesteld.
7.18
GP: Proportionele versterking
De proportionele waarde moet in het algemeen worden verhoogd voor systemen met elasticiteit (bijvoorbeeld met buizen van PVC) en worden
verlaagd voor starre installaties (bijvoorbeeld met ijzeren buizen). Om de druk in de installatie constant te houden, voert de inverter een controle
van het type PI uit op de gemeten drukfout. Afhankelijk van deze fout berekent de inverter het vermogen dat aan de motor moet worden
geleverd. Het gedrag van deze controle hangt af van de parameters GP en GI die zijn ingesteld. Om tegemoet te komen aan de diverse
gedragswijzen van verschillende types hydraulische installaties waarop het systeem kan werken, maakt de inverter het mogelijk andere
parameters te selecteren dan in de fabriek zijn ingesteld. Voor bijna alle installaties zijn de fabriekinstellingen voor de parameters GP en GI
optimaal. Als er zich problemen voordoen in de regeling, is het mogelijk deze instellingen aan te passen.
7.19
GI: Integrerende versterking
Als er sprake is van grote drukvallen wanneer de stroming plotseling verhoogd wordt, of een langzame reactie van het systeem, moet de
waarde van GI worden verhoogd. Als er zich daarentegen drukschommelingen rondom het setpoint voordoen, moet de waarde van GI worden
verlaagd.
7.20
TB: Blokkeringstijd wegens drooglopen
Latentietijd in seconden tussen waarneming van omstandigheden zonder water en signalering van de fout.
7.21
T2: Vertraging bij uitschakeling
Latentietijd in seconden tussen waarneming van de uitschakelingsomstandigheden en daadwerkelijke stopzetting van de pomp.
7.22
RM: Maximale snelheid
Hiermee wordt een maximumgrens ingesteld voor het aantal omwentelingen van de pomp
7.23
AY: Anti cycling
De anticycling-functie dient om veelvuldige in- en uitschakelingen te voorkomen in het geval van lekken in de installatie. De functie kan op 2
verschillende manieren worden geactiveerd: normaal en smart. In de normale modus blokkeert de elektronische besturing de motor na N
identieke start/stopcycli. In de smartmodus daarentegen werkt hij op de parameter RP om de negatieve effecten van lekken te verminderen. Als
de functie wordt ingesteld op "Gedeactiveerd", grijpt hij niet in..
7.24
AE: Activering blokkeringverhindering
De functie Blokkeerbeveiliging dient om mechanische blokkeringen te voorkomen in het geval van langdurige inactiviteit; hij werkt door de pomp
periodiek te laten draaien.
Wanneer de functie geactiveerd is, voert de pomp elke 23 uur een cyclus die blokkering voorkomt uit met een duur van 1 min.
7.25
AF: Activering antibevriezingsfunctie
Als de antivriesfunctie geactiveerd is, wordt de motor automatisch aan het draaien gebracht wanneer de temperaturen in de buurt van het
vriespunt komen, om te voorkomen dat de pomp zelf kapot gaat.
7.26
Handmatige deactivering van de pomp
Verhindert het starten van de pomp geforceerd.
7.27
Activering vlotterfunctie
Activeert of deactiveert de stopfunctie met vlotter.
7.28
Activering stopzetting met niveausensor
Activeert of deactiveert de stopfunctie van de pomp volgens het ingestelde minimumniveau van de tank.
7.29
Minimumniveau van de tank
Stelt het tankniveau in waaronder de pomp stopt. De instelling is alleen effectief als de stopfunctie met niveausensor is geactiveerd.
NEDERLANDS
63

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis