Herunterladen Diese Seite drucken

IMG STAGELINE PMX-400DSP Bedienungsanleitung Seite 26

Stereo power mixer

Werbung

NL
* De regelaars "DSP FX" (10) en "FX OUT" (34) bepalen zowel
het uitgangssignaal op de jack "FX" (27) als het ingangssignaal
B
voor de interne effectengenerator van de Power Mixer (zie
hoofdstuk 6.3).
5.2.2 Insert-jacks
Het stereomastersignaal kan – nog voor de master-
regelaars (35) – via de insert-jacks (26) worden
afgenomen, langs een stereo-effectenapparaat
geleid en via dezelfde jack weer naar de Power
Mixer teruggestuurd.
Om een effectenapparaat aan te sluiten, moet u
telkens een Y-kabel (1 stereo-stekker op 2 mono-
stekkers) voor het linker en het rechter kanaal
gebruiken. Uit het MONACOR-programma is hier-
voor de kabel MCA-202 geschikt. Voor de aansluit-
ing van de kabel zie ook figuur 6.
1) Voor het linker kanaal plugt u de stereostekker
van een Y-kabel in de linker insert-jack "L". Het
uitgangssignaal dat naar het effectenapparaat
gaat ("Send") vertrekt vanuit de punt van de ste-
reostekker, het ingangssignaal dat van het effec-
tenapparaat terugkomt ("Return") komt op de ring;
de schacht dient als gemeenschappelijke massa.
Plug de monostekker voor het send-signaal in
het linker ingangskanaal van het effectenapparaat,
en de monostekker voor het return-signaal in het
linker uitgangskanaal van het effectenapparaat.
2) Sluit de tweede Y-kabel op dezelfde manier aan
op de rechter insert-jack "R" en op het rechter in-
en uitgangskanaal van het effectenapparaat.
zwart
rood
RETURN
zwart
RETURN SEND
De aansluiting van de Y-kabel MCA-202 van MONACOR
Plug de speakon-stekkers in de betreffende jacks en
draai ze naar rechts tot ze vastklikken. Om de stek-
kers er later weer uit te trekken, schuift u de ver-
grendeling van de stekker achteruit en draait u de
stekker naar links.
5.7 Voetschakelaar aansluiten
De interne effectengenerator kan via een voetscha-
kelaar (b. v. FS-60A van MONACOR) worden in- en
uitgeschakeld. Sluit de voetschakelaar aan op de
jack "DSP FOOTSWITCH" (49).
De aansluiting voor een voetschakelaar
5.8 Voedingsspanning
Verbind het meegeleverde netsnoer ten slotte met
de aansluiting (46) en plug de stekker ervan in een
stopcontact (230 V~/50 Hz).
6 Werking
1) Om inschakelploppen te vermijden is het aanbe-
volen de regelaar "LEVEL" (39) van de eindver-
sterker, de masterregelaars (35) evenals de uit-
gangsregelaars "FX OUT" (31) en "MON OUT"
(34) in de minimumstand te plaatsen.
2) Schakel de Power Mixer in met de netschakelaar
"POWER" (48). De LED "POWER ON" (40) licht op
en geeft aan dat het toestel klaar is voor gebruik.
3) Bij gebruik van condensator- of elektretmicro-
foons die een fantoomvoeding van 48 V vereisen,
drukt u de schakelaar "48 V PHANTOM POWER"
(43) met een puntig voorwerp (b.v. balpen) naar
beneden. Alle microfooningangen (1) worden
dan met een fantoomvoeding van 48 V voorzien*
en de LED boven de schakelaar licht op.
26
5.3 Hoofdtelefoon en monitorinstallatie aan-
Bij het mengen kan zowel het mastersignaal als het
PFL-signaal van elk ingangskanaal via een stereo-
hoofdtelefoon (impedantie min. 2 x 8 Ω) worden
beluisterd (zie hiervoor hoofdstuk 6.6). Sluit de
hoofdtelefoon aan op de jack "PHONES" (45).
Met het monitorkanaal van de Power Mixer kan
de muzikant het muzieksignaal via een monitorin-
stallatie op het podium beluisteren. Met de rege-
laars "MON" (11) kan het signaal op de ingangska-
nalen "1" tot "11-12" individueel met dat op het
monitorkanaal worden gemengd; het monitorkanaal
is "Pre Fader" geschakeld, d. w. z. dat het kanaalsig-
naal nog vóór de betreffende kanaalregelaar (16)
wordt afgenomen. (Het signaalafnamepunt kan
intern voor elk kanaal afzonderlijk naar "Pre Equali-
zer" of "Post Fader" worden geschakeld – zie hier-
voor hoofdstuk 7.1 "Uitgangskanalen modificeren".)
Sluit de eindversterker van de monitorinstallatie aan
op de uitgang "MON" (29): hier kan het mastersig-
naal van het monitorkanaal worden afgenomen; het
uitgangsniveau wordt met de regelaar "MON OUT"
(34) ingesteld.
5.4 Geluidsopnametoestel aansluiten
Verbind de ingang van een geluidsopnametoestel
met de jacks "TAPE REC" (41). Het niveau van het
opnamesignaal is afhankelijk van de instelling van
de masterregelaars (35).
Voor de weergave verbindt u de weergave-uitgang
van het opnametoestel met de ingang "TAPE PLAY"
(42). Voor de weergave kan ook een vrij stereo-
ingang
effectenapparaat
ingangskanaal worden gebruikt. Dit biedt de mogelijk-
SEND
heid het gewenste niveau en de klank van het signaal
in te stellen via de betreffende kanaalregelaars.
uitgang
effectenapparaat
5.5 De masteruitgang "MAIN OUT"
Het mastersignaal dat met de masterregelaars (35) is
Power Mixer
uitgestuurd, kan op de gebalanceerde stereo-master-
INSERT
uitgang "MAIN OUT" (25) worden afgenomen. Hier
kan u bijvoorbeeld de ingang van een bijkomende ver-
sterker of van een tweede mengpaneel aansluiten.
* De fantoomvoeding kan ook intern voor individuele kanalen
6.1 Basisinstelling van de ingangskanalen
Voor instelling van het niveau van de ingangskana-
len moet u eerst
EFFECT
- om de interne effectengenerator uit te schakelen
OFF
op de toets "DSP ON" (21)
ON
- alle keuzetoetsen GAIN (4) van de mono-
ingangskanalen
- alle regelaars GAIN (5) van de stereo-ingangs-
kanalen
- alle equalizers (6, 8, 9)
- alle regelaars (7) voor instelling van de filterfre-
quentie voor de equalizer in het middelste bereik
(enkel voor de monokanalen)
- alle panorama- en balansregelaars (12, 13)
- alle kanaalregelaars (16)
- de niveauregelaar "AUX IN" (32)
sluiten
Opgelet! Schakel de fantoomvoeding niet in,
wanneer ongebalanceerde microfoons
zijn aangesloten op de microfoonin-
gangen "MIC" (1)! Deze microfoons
zouden kunnen worden beschadigd.
worden uitgeschakeld – zie hoofdstuk 7.2.
drukken, als de effectengenerator is ingescha-
keld (dit wordt door oplichtende LED boven de
toets aangeduid)
2
op ca.
/
van de maximumwaarde instellen
3
ontgrendelen, indien ze ingedrukt zijn (stand
"LO")
in de middelste stand op "0" zetten
naargelang van het gebruik op "VOC" (zang)
of "INST" (instrument) draaien
in de middelste stand op "C" zetten
2
tot ca.
/
van de maximumwaarde (stand
3
"0 dB") openschuiven; (de regelaars van niet
gebruikte ingangskanalen moeten op de mini-
mumwaarde "∞" worden ingesteld)
helemaal naar links in "0" draaien
5.6 Luidsprekers aansluiten
Sluit de luidsprekers aan op de stereo-uitgang
"SPEAKERS OUTPUT" (50): jack "LEFT" voor het
linker kanaal, jack "RIGHT" voor het rechter kanaal.
1+ luidspreker positieve pool
2+
1-
1- luidspreker negatieve pool
2-
1+
2+ und 2- blijven vrij
De penconfiguratie aan de speakon-stekker
Bij gebruik van één luidspreker per kanaal moet
elke luidspreker een impedantie hebben van min-
stens 4 Ω. Luidsprekers van 4 Ω moeten een belast-
baarheid van minstens 200 W
RMS
ook luidsprekers van 8 Ω aansluiten, waarbij het uit-
gangsvermogen van de eindversterker echter iets
afneemt (zie figuur 8a).
Bij gebruik van meerdere luidsprekers per
kanaal moet de totale impedantie per kanaal min-
stens 4 Ω bedragen. Let bij het samenschakelen van
meerdere luidsprekers in het bijzonder op de cor-
recte aansluiting van de positieve en negatieve
polen. De aansluitmogelijkheden voor meerdere
luidsprekers per kanaal worden weergegeven in de
figuren 8b tot 8d.
Speakon
a
Speakon
b
1- 1+
1- 1+
4 Ω: 200 W
+
+
RMS
8 Ω: 100 W
8 Ω: 140 W
-
RMS
-
Speakon
Speakon
c
d
1- 1+
1- 1+
4 Ω: 50 W
+
+
4 Ω: 70 W
RMS
8 Ω: 35 W
-
-
4 Ω: 50 W
+
+
4 Ω: 70 W
RMS
8 Ω: 35 W
-
-
De aansluitingsmogelijkheden van luidsprekers
- de masterregelaars links/rechts (35) voor het
mastersignaal
tot ca.
2
/
van de maximumwaarde (stand "0")
3
openschuiven
1) Stuur het muzieksignaal naar een ingangskanaal
en draai de niveauregelaar (39) voor de eindver-
sterker zo ver open, dat het signaal via de aange-
sloten luidsprekers optimaal kan worden gehoord.
2) Regel met de schuifregelaar (16) het niveau van
het kanaal. Het kanaal is optimaal uitgestuurd,
wanneer de uitsturingsweergave (30) bij gemid-
deld luide passages niveauwaarden weergeeft in
het bereik van 0 dB.
Indien de schuifregelaar bijna in de minimum-
of maximumstand staat, dient het kanaalniveau
ingesteld te worden door de ingangsversterking
af te regelen: regel bij de monokanalen met de
regelaar GAIN (4) de ingangsversterking af
(indien nodig, kan de regelaar GAIN ook hele-
maal worden dicht- resp. opengedraaid); bij de
stereokanalen kan de ingangsversterking wor-
den verhoogd door de toets GAIN (5) in te druk-
ken (stand "HI"). Via de voorafluisteringsfunctie
kan de ingangsversterking optimaal worden uit-
gestuurd – zie hiervoor hoofdstuk 6.6.1.
3) Indien de rode LED "PEAK" (14) oplicht, dan
wordt het kanaalsignaal nog net niet overstuurd.
De LED mag helemaal niet resp. bij muziekpie-
ken slechts kort oplichten. Indien ze permanent
oplicht, moet het niveau van het ingangssignaal
worden teruggebracht [door de ingangsverster-
king (GAIN) resp. het uitgangsniveau van de
betreffende signaalbron te reduceren].
Opmerking: De LED licht ook permanent op,
wanneer de toets "PFL" (15) van
het kanaal is ingedrukt (vooraflui-
steringsfunctie voor het kanaal
geactiveerd).
4) Stel met de equalizer de gewenste klank voor het
kanaal in:
Met de regelaar voor hoge tonen (6) en lage
tonen (9) kunnen de lage en hoge tonen tot
±15 dB worden geregeld. Voor de monokanalen
hebben. U kan
+
8 Ω: 100 W
RMS
RMS
-
4 Ω: 50 W
+
RMS
RMS
8 Ω: 35 W
-
RMS
RMS
4 Ω: 50 W
+
RMS
RMS
8 Ω: 35 W
RMS
-
RMS

Werbung

loading