Werking
WAARSCHUWING
Controleer voor elk gebruik of:
• uw handen droog zijn voordat u het apparaat bedient;
• het apparaat schoon en droog is;
• het apparaat niet beschadigd is;
• het apparaat niet bedekt of geblokkeerd is;
• de lamellen open zijn;
• het apparaat stevig en horizontaal staat.
1. Zorg dat het apparaat correct opgesteld is.
2. Pas de lamellen aan door het handvat
naar links of rechts te bewegen
(Figuur
15, pos. 1) om de windrichting te
veranderen.
3. Druk op de AAN/UIT-knop op het apparaat
of de afstandsbediening. Het apparaat start
op in ventilatiemodus.
4. Druk op de modus-knop op het apparaat of
op de afstandsbediening om de gewenste
modus te kiezen.
Ventilatormodus
1. Druk op de snelheidsknop op het apparaat of de afstandsbediening om de gewenste
ventilatorsnelheid te selecteren (laag-hoog).
Koelmodus
1. Druk op de knoppen omhoog en omlaag om de gewenste temperatuur in te stellen
(16 °C-32 °C).
2. Druk op de snelheidsknop op het apparaat of de afstandsbediening om de gewenste
ventilatorsnelheid te selecteren (laag-hoog).
3. Het apparaat stopt met koelen wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan de gewenste
temperatuur.
Ontvochtigingsmodus
1. Volg de instructies voor
2. Controleer regelmatig het waterniveau in de emmer. Het uiteinde van de slang mag niet
ondergedompeld zijn in water.
Timer
Het apparaat kan automatisch starten en stoppen op een vooraf ingestelde tijd.
'Opstelling voor
ontvochtiging' voordat u deze modus kiest.
Figuur 15.
19