LET OP:
De parallelaanslag moet parallel ten opzichte van het
zaagblad worden ingesteld (zie 8.2). Controleer de uit-
lijning. Controleer regelmatig tijdens het gebruik even-
als bij langdurig buiten gebruik, of de parallelaanslag
vastzit.
Haal de klemhendel weer aan en stel de parallelaan-
slag in, indien nodig. Door trillingen kunnen schroeven
loskomen en kan de parallelaanslag worden verscho-
ven.
10.1.1 Smalle werkstukken snijden (afb. 14)
Langssneden van werkstukken met een breedte van
minder dan 120 mm moet worden uitgevoerd met be-
hulp van een schuifstok (8).
Versleten resp. beschadigde schuifstok (8) direct ver-
vangen.
1.
Stel de parallelaanslag (7) in overeenkomstig de
betreffende werkstukbreedte (zie 9.4).
2.
Schuif het werkstuk met beide handen naar voren.
Gebruik in het bereik van het zaagblad absoluut
een schuifstok (8) als hulpmiddel.
3.
Schuif het werkstuk altijd tot het einde van de
splijtwig (3) met de schuifstok (8) door.
m WAARSCHUWING!
Voor korte werkstukken moet de schuifstok (8) al direct
aan het begin van de snede worden gebruikt.
10.1.2 Zagen van zeer smalle werkstukken (afb. 15)
Voor langssneden van zeer smalle werkstukken met
een breedte van 30 mm en minder moet absoluut een
duwhout worden gebruikt.
Het duwhout is niet meegeleverd! (Verkrijgbaar in de
vakhandel) Vervang op tijd een versleten duwhout.
Werkstukken kunnen bij het zagen tussen de paralle-
laanslag (7) en het zaagblad (4) vastgeklemd raken,
door het zaagblad worden vastgegrepen of worden
weggeslingerd.
Daarom is het lagere geleidingsvlak van de paralle-
laanslag geprefereerd (zie afb. 10). Zet indien nodig de
aanslagrail om (zie 9.4.2).
1.
Stel de parallelaanslag (7) in op de zaagbreedte
van het werkstuk.
2.
Druk het werkstuk met een duwhout tegen de aan-
slagrail (6) en schuif het werkstuk met de schuif-
stok (8) tot het einde van de splijtwig (3) door.
Let op dat het werkstuk met het duwhout niet tegen het
zaagblad (4) mag worden gedrukt. Er bestaat gevaar
voor verkanten of een terugslag.
10.1.3 Versteksneden uitvoeren (afb. 16)
Schuine versteksneden worden altijd uitgevoerd met
behulp van de parallelaanslag (7). De parallelaanslag
(7) moet altijd rechts van het zaagblad (4) worden ge-
monteerd. Anders kunnen werkstukken bij het zagen
tussen de parallelaanslag en het zaagblad ingeklemd
en weggeslingerd worden.
1.
Stel het zaagblad (4) in op de gewenste hoek (zie
9.3).
2.
Stel de parallelaanslag (7) in op basis van de
breedte en hoogte van het werkstuk (zie 9.4).
3.
Voer de snede uit volgens de breedte van het
werkstuk (zie 9.4.3).
10.2 Dwarssneden uitvoeren (afb. 17)
1.
Schuif de afschuiningsaanslag (16) in de groef
(15) van de zaagtafel en stel deze op de gewenste
hoek in (zie 9.5).
2.
Gebruik de aanslagrail (6).
3.
Druk het werkstuk stevig tegen de afschuinings-
aanslag (16).
4.
Schakel eerst de afzuiginstallatie in en daarna de
tafelcirkelzaag.
5.
Schuif de afschuiningsaanslag (16) en het werk-
stuk in de richting van het zaagblad (4) om de sne-
de uit te voeren.
m WAARSCHUWING:
Houd het geleide gedeelte van het werkstuk vast,
nooit het vrije gedeelte van het werkstuk, dat moet
worden gezaagd.
6.
Schuif de afschuiningsaanslag (16) altijd zo ver
naar voren schuiven tot het werkstuk het einde van
de splijtwig (3) heeft bereikt.
7.
Schakel nu de zaag weer uit.
8.
Verwijder het zaagblad pas als het zaagblad stil-
staat.
10.3 Spaanplaten zagen
Stel het zaagblad (4) niet hoger in dan 5 mm boven de
dikte van het werkstuk (zie ook 9.2). Om te voorkomen
dat de snijranden bij het zagen van spaanplaat afbreken.
10.4 Vastgelopen materiaal verwijderen
m WAARSCHUWING!
Gevaar voor letsel aan vingers en handen door scher-
pe randen
-
Draag veiligheidshandschoenen.
www.scheppach.com
NL | 105