BEDIENING
Display
Functie
Het apparaat in- of uitschakelen (10)
Raak de toets
(10) kort aan om het apparaat in of uit te schakelen.
Snelheidsniveau (5)
U kunt vijf snelheidsniveaus activeren.
De snelheidsstappen worden weergegeven in de vorm van een ringseg-
ment. Naarmate het snelheidsniveau toeneemt, verschijnt met de klok
mee het volgende ringsegment dikker. Hier wordt niveau 1 getoond.
Het snelheidsniveau regelen (6)
Raak de toets
kort aan om de ventilatorsnelheid te verhogen. In de air-
washer-modus activeert u de turbomodus door de toets
opnieuw aan
te raken. Raak de toets
kort aan om de ventilatorsnelheid te verlagen.
Turbo (14)
U kunt het turbo-snelheidsniveau alleen activeren in de luchtreiniger-mo-
dus. De TURBOmodus kunt u activeren door in het vijfde snelheidsniveau
nogmaals de toets
aan te raken. Het TURBO-indicatielampje (14) brandt
continu op het display. U kunt de TURBOmodus deactiveren door op de
toets
te drukken. Het TURBO-indicatielampje (14) op het display gaat uit.
De gewenste luchtvochtigheid instellen op 30 - 70%:
Houd de toets
(13) gedurende 3 seconden ingedrukt. De weergave van
de relatieve vochtigheid (11) knippert continu.
Gebruik
of
(6) om de gewenste luchtvochtigheid in te stellen (in
stappen van 5%).
Houd de toets
(13) opnieuw 3 seconden ingedrukt, totdat de weergave van
de relatieve vochtigheid(11) stopt met knipperen en de gemeten vochtigheid
in de kamer weer wordt weergegeven. Controleer of de automatische modus
(13) ingeschakeld is (toets
(13) op het display knippert continu).
Automatische modus (13)
U zet deze aan of uit met toets
(13).
Aan: De toets
knippert continu. Afhankelijk van de luchtkwaliteit (zie
hoofdstuk "De luchtkwaliteit weergeven") en de vochtigheid in de kamer,
past het apparaat automatisch de ventilatorsnelheid aan. Zodra het ge-
wenste vochtigheidsniveau is bereikt, draait de schijvenstapel niet meer
en vindt er geen bevochtiging meer plaats.
Uit: De toets
brandt continu. Het apparaat werkt op het ingestelde
ventilatorniveau 1-5.
104
NL