Straling en interferentie
Interferentie/emission volgens EN 55022
•
Stoorspanning op leidingen volgens EN 55022:2011-04
•
Stoorveldsterkte volgens EN 55022:2011-04
•
Overtrillingsstromen (netterugwerking) volgens EN 61000-3-2:2010-03
•
Flikkeringen volgens EN 61000-3-3:2014-03
Storingsgevoeligheid/immunity volgens EN 61000-6-2:2011-06
•
Storingsgevoeligheid voor ontlading van statische elektriciteit volgens EN 61000-4-2:2009-12
•
Elektromagnetische velden volgens EN 61000-4-3:2011-04
•
Storingsgevoeligheid voor snelle transiënte storingsinvloeden (burst) volgens EN 61000-4-4:2013-04
•
Storingsgevoeligheid voor spanningspulsen (surge) volgens EN 61000-4-5:2007-06
•
HF-spanning volgens EN 61000-4-6:2009-12
•
Spanningsonderbrekingen en spanningsverlaging volgens EN 61000-4-11:2005-02
LET OP!
Dit is een apparaat dat is ingedeeld in Klasse A. Dit apparaat kan bij gebruik in huiselijke kring storingen op radio- en
televisiesignalen veroorzaken. In dat geval dient de exploitant afdoende maatregelen te treffen om dit te voorkomen.
Machineveiligheid
•
EN 60950-1: 2014 – Apparatuur voor informatietechniek - Veiligheid - Deel 1: Algemene eisen
•
EN 60204-1: 2006 – Veiligheid van machines – Elektrische uitrusting van machines – Deel 1
Aansluitingen met externe apparaten
Alle verbindingskabels moeten afgeschermd zijn. De afscherming moet aan beide zijden van de kabel royaal worden bevestigd
op de behuizing van de stekker.
De kabels mogen niet naast stroomkabels worden gelegd. Wanneer dit niet kan worden voorkomen, moet de afstand tussen de
kabels minimaal 0,5 m zijn.
Temperatuurbereik van de leidingen: −15 ... +80 °C.
Er mogen alleen apparaten met stroomkringen worden aangesloten die aan de eis 'Safety Extra Low Voltage' (SELV) voldoen.
In het algemeen zijn dit apparaten die volgens EN 60950/EN 62368-1 zijn gekeurd.
Installatie van dataleidingen
De datakabels moeten volledig afgeschermd zijn en voorzien van een metalen of gemetalliseerde stekkerbehuizing.
Afgeschermde kabels en stekkers zijn noodzakelijk om het uitzenden en ontvangen van elektrische storing te vermijden.
Toegestane kabels
Afgeschermde kabel:
De zend- en ontvangleidingen moeten paarsgewijs gewikkeld zijn.
Maximale leidinglengte:
Luchtconvectie
Om te voorkomen dat de module te warm wordt, moet het apparaat voldoende geventileerd kunnen worden.
4 x 2 x 0,14 mm² ( 4 x 2 x AWG 26)
6 x 2 x 0,14 mm² ( 6 x 2 x AWG 26)
12 x 2 x 0,14 mm² (12 x 2 x AWG 26)
Bij interface V24 (RS232C) - 3 m (met afscherming)
Bij Centronics - 3 m
Bij USB - 3 m
Bij Ethernet - 100 m
Nederlands
DPM III xi
107