Herunterladen Diese Seite drucken

JBM 53474 Bedienungsanleitung Seite 30

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 13
CONTROLE VAN DE VACUÜMVOORONTSTEKING
OPMERKING: voor een controle van de vacuümvoorontsteking, is het nood-
zakelijk een handbediende vacuümpomp met een vacuümmeter te gebrui-
ken.
1.
Schakel de motor uit, ontkoppel de vacuümleiding van de inrichting van de vacuümbediening
van de voorontsteking van de verdeler en sleut de vacuümleiding.
2.
Sluit de handbediende vacuümpomp aan op de vacuüminterface van de verdeler. Op dit mo-
ment moet er geen vacuüm zijn.
3.
Start de motor, controleer de referentieontstekingstijdstip volgens de bovenstaande methode
en registreer deze.
4.
Geef de vereiste vacuümwaarde aan de inrichting van de vacuümbediening van de vooronts-
teking van de verdeler, creëer deze met de handvacuümpomp in overeenstemming met de
instructies van de fabrikant.
5.
Bereik het samenvallen van stroboscoopflitsen met de markering, drukt u op de knop te ver-
hogen/verlagen, totdat de indicatormarkering met het referentiemarkering van de ontstekings-
tijdstip samenvalt (zie stap 7-3).
6.
Het verschil tussen de waarde die is verkregen in stap 7-3 en stap 8-5 geeft de waarde van de
vacuümvoorontsteking weer. Vergelijk deze met de gegeven waarde.
7.
Indien nodig herhalen door het creëren van verschillende vacuüm waarden volgens opgege-
ven eisen.
8.
Stop de motor, ontkoppel de stroboscoop en de handpomp en sluit de vacuümleiding aan op
de verdeler.
CONTROLE VAN DE ELEKTRONISCHE VOORONTSTEKING
Controle van de elektronische voorontsteking verschilt afhankelijk van het voertuig. Raadpleeg de
reparatiehandleiding.
PROBLEEMOPLOSSING BIJ DE STROBOSCOOP
Als de stroboscoop niet werkt of niet goed werkt, controleer dan de volgende punten:
1.
Controleer de verbinding tussen de krokodilklemmen van de stroboscoop en de batterij.
2.
Controleer of de polariteit van de stroboscoopverbinding met de batterij correct is (rode klem
wordt verbonden met de anode «+», zwarte met de kathode «-»).
3.
Zorg ervoor dat het oppervlak van de bovenste/onderste ferrietmagneeteenheid van de in-
ductieve signaalsensor schoon is. Reinig indien nodig de ferrietmagneeteenheid in overeens-
temming met de aanbevelingen in de sectie Onderhoud van de stroboscoop en belangrijke
momenten.
4.
Controleer of de inductieve signaalsensor correct is aangesloten op de hoogspanningskabel
van de cilinder 1.
5.
Zorg ervoor dat de bougie van cilinder 1 naar behoren functioneert.
6.
Sluit de inductieve signaalsensor aan op de hoogspanningskabel van de andere cilinder,
schakel het flitslampje in, en als dit knippert, controleert u de bougie van cilinder 1 en gaat u
verder met de procedure.
OPMERKING: storingen in de lage ontstekingsspanning van de bougie en in
de hoogspanningskabel kunnen leiden tot een onjuiste werking van de stro-
boscoop. Sluit de inductieve signaalsensor aan op andere plaatsen aan de
hoogspanningskabel om te controleren of dit tot wijzigingen zal leiden. Ele-
ktromagnetische golven gegenereerd door sommige ontstekingssystemen
en bepaalde hoogspanningskabels (hoogspanningskabel met een massieve
kern, hoogspanningskabel van een raceauto, hoogspanningskabel van een
SUV) zijn boven de EMI- en RFI-normen, waardoor de controle-apparatuur
niet correct functioneren kan. Raadpleeg de betreffende fabrikanten voor de
juiste vereisten voor inspecties.
· 30 ·

Werbung

loading