Haspels; Bedieningscontroles - Jacobsen 67963 – LF 4677 Handbuch

3 INSTALLATIE
3.3

HASPELS ________________________________________________________________

1. Als u de 5" (127 mm) haspels installeert, moet u Moly
EP vet aan de vrouwelijke spie op de haspel toevoegen.
Steek de haspelkoppelaar (N) in de lagerbehuizing
voordat u deze aan de haspelmotor bevestigt.
2. Verwijder alleen bevestigingsmiddel
buitenkant van de voorste cilinderbeugels van de
voorste vleugelmaaier. Installeer de slipplaten (R)
zoals weergegeven met behulp van vier 5/16-18 x1"
zeskantige kopschroeven (S), vier 5/16-18 Spiralock
flensmoeren (T), twee onderlegringen (U) en bevestig-
ingsmiddel (P).
T
3. Installeer elke speciale cilinder of haspelbijlagen door
de bijgeleverde instructies op te volgen.
4. Stel het sledemes ten opzichte van de haspel af.
[Hoofdstuk 4.2, 4.3]
5. Stel de maaihoogte af op de klantenspecificaties.
[Hoofdstuk 4.4]
6. Installeer de haspels op de tractor zoals weergegeven
in Afb. 3B, en zorg dat de motors (M) aan de juiste
zijde zijn gemonteerd. Raadpleeg de procedure voor
het bevestigen van de giethoofden. [Hoofdstuk 4.5]
3.4

BEDIENINGSCONTROLES __________________________________________________

Test na de eerste inspectie en installatie van de haspels en
accessoires de tractor en werktuigen op de juiste werking.
1. Controleer het onderbrekingssysteem.
[Hoofdstuk 3.5]
2. Start de tractor en controleer of schakelaars, pedalen
en regelingen werken volgens de beschrijving.
[Hoofdstuk 2.2 and 2.3]
3. Controleer of de waarschuwingslichten en het alarm
werkt.
4. Controleer of het rempedaal niet meer dan 2,5 cm
speling heeft, voordat de remschijf wordt ingeschakeld.
[Hoofdstuk 4.9]
5. Bedien de tractiepedaal en controleer of de tractor
soepel in beide richtingen werkt. Controleer of de
tractor stopt, wanneer
losgelaten. Stel de snelheden vooruit en achteruit af,
indien nodig. [Hoofdstuk 4.11]
nl-14
(P) aan de
N
R
S
P
U
Afb. 3A
het tractiepedaal wordt
M
M
7. Monteer de neerwaartse drukveren op elke haspel.
a. Steek cilinderpin (A) in de opening aan het einde
van de neerwaartse drukbuis (B).
b. Schuif de buis door de opening in de hefjuk.
c. Monteer de veer (C), de onderlegring (D), 3/8-24
zeskantige klemmoer (E) en staafuiteinde (F) met
de buis (B) zoals weergegeven.
d. Bevestig het druksamenstel aan het haspelframe met
behulp van een 3/8-16 x 1-3/4" schroef (G), verdeler
(H), sluitring (J) en 3/8-16 zeskantige moer (K).
e. Bevestig haarspeld (L) en stel de neerdruk af
[Hoofdstuk 4.6]
Hefjuk
B
A
6. Controleer of de tractor niet wegrijdt als de motor aan
staat en het tractiepedaal in de neutrale stand staat.
[Hoofdstuk 4.10]
7. Controleer de afstelling van de maaisnelheidsrem.
[Hoofdstuk 4.7]
8. Controleer na de installatie van de haspels, de
bediening van de haspelhefhendel.
[Hoofdstuk 2.3]
9. Controleer de werking van de maaierschakelaar.
[Hoofdstuk 2.3]
10. Controleer de werking van de terugslagschakelaar.
[Hoofdstuk 2.2]
11. Stop na gebruik de motor en controleer opnieuw op
olie- of hydraulische lekkage.
M
Voor
Front
Afb. 3B
K
J
H
F
G
E
L
D
C
Afb. 3C
M