Hach NT3100sc Benutzerhandbuch Seite 139

Optie
Reminder interval
(Herinneringsinterval)
Reset to defaults
(Standaardinstellingen
herstellen)
5.3 Kalibratie
5.3.1 Standard calibration (Standaardkalibratie)
1. Ga als volgt naar het apparaatmenu:
• SC200- en SC1000-controllers—Ga naar het hoofdmenu en selecteer Sensor setup
(Sensorinstellingen). Selecteer de sensor, indien van toepassing.
• SC4500-controller en Claros-interface—Selecteer het icoon van het apparaat en selecteer
Device menu (Apparaatmenu).
2. Selecteer Calibration (Kalibratie). Selecteer de parameter, indien van toepassing.
3. Selecteer een optie.
Optie
Offset
Factor
Standard calibration
(Standaardkalibratie)
Calibration interval
(Kalibratie-interval)
5.3.2 Matrixkalibratie
De matrixkalibratie is alleen voor de NT3200sc-sensoren.
Opmerking: Het uitvoeren of wissen van een matrixkalibratie heeft geen invloed op de fabriekskalibratie.
1. Ga naar het hoofdmenu en selecteer vervolgens Calibration (Kalibratie) > Matrixkalibratie >
Start matrix calibration (Matrixkalibratie starten).
2. Neem een steekmonster.
3. Meet het steekmonster in het laboratorium met de twee parameters: NO
NO .
2
4. Selecteer Calibration (Kalibratie) > Matrixkalibratie > Enter lab values (Labwaarden
invoeren).
Opmerking: De optie Enter lab values (Labwaarden invoeren) wordt alleen weergegeven wanneer de
Matrixkalibratie wordt gestart.
5. Voer de laboratoriumwaarden in.
6. Selecteer Calibration (Kalibratie) > Matrixkalibratie > Information (Informatie).
Beschrijving
Stelt het tijdsinterval voor onderhoudsherinneringen in. Opties: 1 dag,
3 dagen, 1 week (standaard), 2, 3 of 4 weken.
Verandert de sensorconfiguratie terug naar de fabrieksinstellingen.
Beschrijving
Hiermee voert u een hellingoffsetwaarde in om de kalibratie zonder
standaarden aan te passen. Opties: van -10 % tot +10 % van het meetbereik
(standaard: 0)
Opmerking: Gebruik Offset om de meetwaarden van de sensor aan te passen
in vergelijking met laboratoriumwaarden wanneer er constante afwijkingen van
de meting zijn. De instelling van Offset verlaagt of verhoogt de kalibratiecurve
van de sensor.
Stelt een factor in voor het aanpassen van de meetwaarden aan
referentiewaarden. Opties: van 0,8 tot 1,2 (standaard: 1)
Opmerking: Gebruik steekmonster met een bekende waarde of
standaardoplossingen om de kalibratiefactor vast te stellen.
Start calibration (Kalibratie starten)—Start een eenpuntskalibratie.
Standard value (Standaardwaarde)—Selecteert de waarde voor de
kalibratiestandaard.
Stelt het kalibratie-interval in. Opties: Uit (standaard), 1 week, 4 weken,
3 maanden of 6 maanden.
–N en NO –N of NO
3 2
Nederlands 139
en
3