De motor start niet maar maakt geluid.
De motor draait moeizaam.
De (externe) motorbeveiliging wordt
meteen na de start geactiveerd.
De motorbeveiliging wordt te vaak
geactiveerd.
De pomp geeft geen vloeistof af.
De pomp vult zich niet.
De pompopbrengst is onvoldoende.
De pompopbrengst is niet constant.
De pomp draait in tegengestelde
richting bij het uitschakelen.
De pomp trilt en maakt lawaai bij het
werken.
NEDERLANDS
− Controleer of de netspanning overeenkomt
met de spanning die op het plaatje is
vermeld.
− Controleer de elektrische aansluitingen.
− Controleer of alle fasen aanwezig zijn.
− Controleer de pomp en de motor op
blokkeringen.
− Ga na of de voedingsspanning voldoende is.
− Controleer op aanlopen tussen bewegelijke
en vaste delen.
− Controleer de toestand van de lagers.
− Controleer of alle fasen aanwezig zijn.
− Controleer op mogelijke geopende of vuile
contacten in de beveiliging.
− Controleer op mogelijke defecte isolatie van
de motor door de faseweerstand en de
isolatie naar de massa te controleren.
− Controleer of de omgevingstemperatuur niet
te hoog is.
− Controleer de afstelling van de beveiliging.
− Controleer de toestand van de lagers.
− Controleer de draaisnelheid van de motor.
− Controleer of de pomp gevuld is.
− Controleer voor driefase motoren de
draairichting.
− Niveauverschil aanzuiging te groot.
− Diameter van zuigleiding te klein of te lang
horizontaal traject.
− Voetklep of zuigleiding geblokkeerd.
− De zuigleiding of de voetklep zuigen lucht
aan.
− Controleer de helling van de zuigleiding.
− De voetklep of de waaier zijn geblokkeerd.
− Diameter zuigleiding te klein.
− Controleer of de draairichting correct is.
− Zuigdruk te laag.
− Zuigleiding
of
pomp
geblokkeerd door onzuiverheden.
− Lek van de zuigleiding.
− Voetklep of keerklep defect of geblokkeerd
in gedeeltelijk open stand.
− Controleer of de pomp en/of de leidingen
goed vastzitten.
− Cavitatie van de pomp.
− De
pompopbrengst
gegevens van het kenplaatje.
− De pomp draait niet vrij.
27
Corrigeer eventuele fouten.
Herstel de ontbrekende fase.
Verwijder de blokkering.
Elimineer de oorzaak van het aanlopen.
Vervang de beschadigde lagers.
Herstel de ontbrekende fase.
Vervang het betreffende component of maak
het schoon.
Vervang de motorkast met stator of herstel
mogelijke aardgesloten kabels.
Zorg voor voldoende ventilatie van de ruimte
waar de pomp geïnstalleerd is.
Stel de beveiliging af op een stroomwaarde die
geschikt is voor de opname van de motor bij
volledige belasting.
Vervang de beschadigde lagers.
Draai twee voedingsgeleiders om.
Vervang de zuigleiding door een leiding met
grotere diameter.
Maak de voetklep of de zuigleiding schoon.
Controleer de zuigleiding nauwgezet, herhaal
het vullen.
Corrigeer de helling van de zuigleiding.
Verwijder de blokkeringen. Vervang de waaier
indien deze versleten is.
Vervang de zuigleiding door een leiding met
grotere diameter.
Draai twee voedingsgeleiders om.
Verwijder de blokkeringen.
gedeeltelijk
Repareer of vervang de defecte klep.
Reduceer de zuighoogte en controleer de
lastverliezen.
Reduceer de opbrengst.
overschrijdt
de
Controleer de lagers op slijtage.