Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

VEAB VFLPG-M Handbuch Seite 11

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 6
VFLPG/VFL/VTL/VRA-M/ML
Montering
1. Als de verwarmer niet binnen drie maanden in gebruik wordt genomen, moet deze in een droge ruimte
(max. 40% RV) worden bewaard.
2. Verwarmer VFLPG/VFL/VTL is afgestemd op montage in een kanaalsysteem. De verwarmer VRA is afgestemd op
montage in een ventilatieaggregaat.
3. De luchtrichting door de verwarmer moet conform het pijltje voor de luchtrichting zijn.
4. De verwarmer kan in een horizontaal of een verticaal kanaal worden gemonteerd met het aansluitkastje opzij.
Montage met het aansluitkastje omhoog of omlaag is NIET toegestaan.
5. Een opening naar een kamer moet worden voorzien van een goed vastgezet rooster of een inlaatluchtvoorziening
als beveiliging tegen aanraking van de verwarmingselementen in die gevallen waarin er geen veiligheidsrooster op de
verwarmer is gemonteerd.
6. In de directe nabijheid van de uitblaasopening moet er een tekst worden aangebracht die waarschuwt tegen afdekken.
7. De afstand van of tot bochten in een kanaal, kleppen, filters en dergelijke, moet ten minste de afstand zijn die
correspondeert met de diagonale afmetingen van de verwarmer, d.w.z. van hoek tot hoek in het kanaaldeel van de
verwarmer. Anders bestaat het risico van een ongelijkmatige luchtstroom door de verwarmer, met het risico dat de
oververhittingsbeveiligingen worden geactiveerd.
8. De verwarmer moet worden geïsoleerd volgens geldende bepalingen voor ventilatiekanalen/ventilatieaggregaten. De
isolatie moet bestaan uit onbrandbaar isolatiemateriaal. Deksel en aansluitkastje van de verwarmer mogen niet worden
geïsoleerd. De verwarmer moet toegankelijk zijn voor vervanging en inspectie.
9. De afstand van het plaatomhulsel van de verwarmer tot hout of ander brandbaar materiaal moet ten minste 300 mm.
Onderhoud
1. Normaal gesproken is onderhoud niet nodig. Minimaal eenmaal per jaar moet er een periodieke functiecontrole
plaatsvinden en moeten de aansluitingen voor de voeding worden na-aangehaald.
2. Om de isolatie in de verwarmingselementen te behouden, moeten de vermogenstrappen worden ingeschakeld en
gedurende 24 u in beweging blijven, ten minste om de drie maanden.
Oververhitting
De verwarmer is voorzien van oververhittingsbeveiligingen. Als de handmatig resetbare oververhittingsbeveiliging is
geactiveerd, moet aan het volgende aandacht worden besteed:
1. Schakel de stroom uit.
2. Het deksel van de verwarmer mag alleen worden geopend door gekwalificeerd en bevoegd personeel.
3. Ga zorgvuldig na wat de oorzaak is van de activering van de oververhittingsbeveiliging.
4. Wanneer de storing is verholpen, kan de oververhittingsbeveiliging worden gereset.
Storingzoeken
Volle verwarming zonder regeling:
-
De storing zit niet in de kanaalverwarmer. Controleer de externe regelaarthermostaat.
Geen verwarming:
-
Controleer of er spanning is naar de aansluitblokken van de verwarmer.
-
Als er spanning is naar de aansluitblokken van de verwarmer, controleer dan dat er geen breuk zit in de
verwarmingselementen.
-
Als er geen spanning is, controleer dan of de handmatige resetbare oververhittingsbeveiliging is geactiveerd. Zie
"Oververhitting" voor resetten. Indien er geen sprake is van bovenstaande, zit de fout niet in de kanaalverwarmer.
Controleer de externe regelaar/thermostaat, vergrendelingen, zekeringen, schakelaars e.d.
Inschakelingsvoorbeeld
1. De verwarmer is voorzien van oververhittingsbeveiligingen. Aantal en instellingen zijn afgestemd op de afmetingen van
het kanaal en het gebruiksterrein.
2. Verwarmers hebben normaliter alleen een handmatig resetbare oververhittingsbeveiliging.
3. Verwarmers kunnen geleverd zijn met oververhittingsbeveiligingen met een wisselende contactfunctie. Ook kan
een relais deel uitmaken van de koppeling. De wisselende contacten of de relaiscontacten kunnen worden gebruikt als
alarmfunctie voor de indicering van een geactiveerde oververhittingsbeveiliging. De relaiscontacten mogen niet worden
gebruikt voor vergrendeling, maar uitsluitend voor indicering.
4. De oververhittingsbeveiligingen van de verwarmer moeten altijd deel uitmaken van de stuurkring voor
de regelapparatuur. Het is niet aan te bevelen dat de regeling van de werking van de oververhittingsbeveiligingen
afhankelijk is van elektronica. Gegarandeerd moet zijn dat bij activering van een oververhittingsbeveiliging het
verwarmingsvermogen is uitgeschakeld. Zie de pagina 16-17.
5. De verwarmer kan een aantal vermogenstrappen hebben. Dit blijkt uit het schakelschema aan de binnenkant van het
deksel van de verwarmer.
11

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis