Let op de omgevings
temperatuur en de
beluchting
De klimaatklasse staat op het typeplaatje.
Deze geeft aan binnen welke
omgevingstemperaturen het apparaat
gebruikt kan worden. Het typeplaatje
bevindt zich links onderaan in de
verskoelruimte.
Klimaatklasse
Toelaatbare
omgevingstemperatuur
+10 °C tot 32 °C
SN
+16 °C tot 32 °C
N
+16 °C tot 38 °C
ST
+16 °C tot 43 °C
T
Als de bovengrens van de
omgevingstemperatuur wordt
overschreden, dan kan het in het
apparaat te warm worden.
Beluchting
De lucht aan de achterwand van het
apparaat wordt verwarmd. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren waardoor
het energieverbruik toeneemt.
De be en ontluchtingsopeningen mogen
dan ook nooit worden afgedekt!
Apparaat opstellen
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet direct in de zon of naast een
fornuis, verwarmingsradiator of andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
naast een elektrisch fornuis 3 cm.
naast een CV installatie 30 cm.
nl
81