Grundfos SRG.10.30.606 Montage- Und Betriebsanleitung Seite 225

4. Boor de gaten voor de bevestigingsbouten ten
behoeve van de bovenste bevestigingsbeugel in
het beton.
5. Plaats de bouten en bevestig de bovenste beves-
tigingsbeugel.
6. Las, afhankelijk van de lengte van het kolompro-
fiel, het draaibare gedeelte van een tussenlig-
gende bevestigingsbeugel op het kolomprofiel.
A
C
Afb. 5 Bevestiging bovenaan
7. Plaats het kolomprofiel en lijn dit uit met het pro-
fielgedeelte op de aansluitflens. Kort het kolom-
profiel (pos. 2) in tot de juiste lengte, aangepast
aan de positie van de epoxy isolator (pos. C) op
de bovenste bevestigingsbeugel. Een gat van 5
tot 10 mm tussen de kraag van de epoxy isolator
en het kolomprofiel is optimaal. Zie afb. 5.
8. Verwijder de epoxy isolator en het draaibare
metalen gedeelte door de middelste bout (pos. A)
en de twee bevestigingsbouten (pos. B) te verwij-
deren.
9. Pas de buitenkant van de vierkante epoxy isola-
tor aan, aan de binnenkant van het kolomprofiel.
De epoxy isolator moet strak in het kolomprofiel
vastzitten.
10. Plaats het kolomprofiel op het profielgedeelte van
de aansluitflens en monteer het boveneinde met
de epoxy isolator en het draaibare metalen
gedeelte op de reeds geïnstalleerde bovenste
bevestigingsbeugel. Draai de drie bouten (pos.
A) en (pos. B) vast in de gewenste positie. Het is
mogelijk om de hoek in stappen van 7,5 ° aan te
passen.
11. Bevestig een tussenliggende bevestigingsbeu-
gel op het draaibare gedeelte dat in stap 6 aan
het kolomprofiel is gelast. Boor gaten in de wand
van de tank, bevestig de bouten in de beugel en
draai deze aan.
12. Boor de gaten voor de bevestigingsbouten van
de kraanvoet in het beton.
13. Monteer de kraanvoet, bevestig de bouten en
draai deze aan.
14. Bevestig de hijsdraad aan de pompbeugel door
middel van de schakel. Zie afb. 6.
31
B
Afb. 6 Plaatsing van hijsdraad op de pompbeu-
gel
15. Bevestig het boveneinde van de veiligheidsdraad
aan het gat (pos. 31 in afb. 5) van de bovenste
bevestigingsbeugel met een schakel. Het andere
eind van de veiligheidsdraad eindigt in een scha-
kel waar de hijsdraad doorheen moet lopen.
Afb. 7 Veiligheidsdraad
16. Bevestig de voedingskabel aan de hijsdraad op
ongeveer 0,8 m boven de pomp door middel van
een kabelklem. Dit voorkomt dat de kabel kan
vallen en tijdens bedrijf vast komt te zitten in de
waaier. Sluit de kabelklem aan op de hijsdraad
boven de draadklem door middel van een veilig-
heidssluiting. Zie afb. 8. Bevestig de voedingska-
bel aan de hijsdraad door middel van kabelklem-
men die geplaatst worden op 1 m afstand van
elkaar.
15
225