Cebora 1681 Anleitungshandbuch Seite 19

C
G
D A F
3 INSTALLATIE
3.1 OPSTELLING
Installeer de unit volgens de voorschriften in de handleiding
van het las- of snijapparaat waarmee het wordt gebruikt.
3.2 INSTALLATIE
De unit mag uitsluitend worden geïnstalleerd door gekwalifi-
ceerd personeel. Alle aansluitingen moeten in overeenstem-
ming zijn met de geldende normen en veiligheidsvoorschriften.
Alvorens de voedingskabel aan te sluiten, moet u zich
ervan verzekeren dat de slangen reeds zijn aangeslo-
ten, dat de voedingsspanning overeenkomt met de
spanning vermeld op het kenplaatje en dat er een
goede massa-aansluiting is.
De waterkoelunit wordt geleverd zonder koelvloeistof.
Om de tank te vullen, schroeft u de dop (B) los en giet u
ongeveer 4 liter koelvloeistof in de tank.
Sluit de lastoorts en alle verbindingsslangen aan, zet de
schakelaar (A) op ON om de koelvloeistof te doen circu-
leren en vul vervolgens de tank tot het "max."- niveau.
Het is belangrijk dat de tank tijdens het gebruik gevuld blijft
tot het "max."-niveau. Dit zorgt voor betere prestaties.
Controleer daarom regelmatig het peil via de peilglas (C).
Gebruik dezelfde koelvloeistof als die voor koelcircuits
van auto's. De koelvloeistof wordt verkregen door water
(bij voorkeur gedeïoniseerd) te mengen met antivries op
glycolbasis. De verhouding hangt af van de omgeving-
stemperatuur.
Gebruik onderstaande aanwijzingen als vuistregel:
20% antivries wanneer de omgevingstemperatuur -9°C
bedraagt
30% antivries wanneer de omgevingstemperatuur -17°C
B
E H
bedraagt
40% antivries wanneer de omgevingstemperatuur -26°C
bedraagt
50% antivries wanneer de omgevingstemperatuur -38°C
bedraagt
Belangrijk: Dit mengsel zorgt er niet alleen voor dat de
koelvloeistof haar vloeibaarheid behoudt bij lage tempe-
raturen, maar voorkomt tevens kalkaanslag door hard
water, hetgeen de levensduur van het systeem, meer
bepaald van de pomp, nadelig kan beïnvloeden. Het ver-
dient dan ook aanbeveling ook in de zomer antivries te
gebruiken. Waarschuwing: Een langdurige droge werking
van de pomp kan een nadelige invloed hebben op de
werking en de levensduur van de pomp.
Om de toorts te beschermen, is bij de pompuitgang een
drukschakelaar voorzien die de toevoerdruk regelt. Als de
druk vermindert vanwege een gebrek aan vloeistof of
omdat de pomp is vastgelopen, stopt de flowmeter de
stroombron via de stekker (E). Dit probleem wordt aange-
geven door het oplichten van een bijbehorend waar-
schuwingslampje op de stroombron zelf.
Vergeet niet het apparaat uit te schakelen wanneer u klaar
bent met lassen.
4 TECHNISCHE SPECIFICATIES VAN DE MOTORPOMP
U1 = 230 V
Frequentie = 50 Hz
Ingangsvermogen = 200 W
Ingangsstroom = 1 A
Aantal motoromwentelingen = 2850 t.p.m.
Max. capaciteit = 7 liter/min.
Max. opvoerdruk = 3 bar
Frequentie = 60 Hz
Ingangsvermogen = 270 W
Ingangsstroom = 1,2 A
Aantal motoromwentelingen = 3300 t.p.m.
Max. capaciteit = 8,5 liter/min.
Max. opvoerdruk = 4 bar
5 ONDERHOUD
Koppel de voedingskabel los alvorens de binnenkant van
de unit te inspecteren.
Verwijder regelmatig stof en vreemd materiaal van de bin-
nenkant van de unit, meer bepaald van de radiateur.
Controleer of alle slangbevestigingsklemmen dicht zijn,
dat de koppelingen in perfecte staat zijn en dat het koelv-
loeistofpeil correct is.
5.1 PROCEDURES NA REPARATIES
Zorg ervoor dat na reparaties de bedrading zo wordt aan-
gesloten dat de onderdelen die zijn verbonden met het
toevoercircuit goed geïsoleerd zijn van de onderdelen die
verbonden zijn met het laagspanningscircuit.
Zorg ervoor dat de draden niet in contact kunnen komen
met bewegende onderdelen of met onderdelenn die n
warm worden tijdens het gebruik. Plaats alle klemmen
terug, zoals op het originele apparaat, zodanig dat er
wanneer een draad per ongeluk zou breken of loskomen
geen contact mogelijk is tussen het toevoercircuit en het
laagspanningscircuit.
19