Hulp bij storingen
Gevaar
Gevaar voor letsels door per ongeluk star-
tend apparaat en elektrische schok.
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat,
het apparaat uitschakelen en de netstekker
uittrekken.
Controlelampje brandstof licht op
Brandstofreservoir leeg
–
Bijvullen.
Controlelampje bedrijfsklaarheid
motor overbelast/oververhit
–
Apparaatschakelaar op „0" stellen en
motor min. 5 minuten laten afkoelen.
Indien de storing daarna opnieuw op-
treedt, apparaat door klantendienst la-
ten controleren.
Geen netspanning, zie "Apparaat loopt
niet".
Controlelampje vloeibare ontharder
Vloeibare ontharder is leeg, om techni-
–
sche redenen blijft altijd een rest in het
reservoir achter.
Bijvullen.
Elektroden in het reservoir vervuild
–
Elektroden reinigen.
Controlelampje motor licht op
Apparaatschakelaar op „0" stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaatschakelaar op "I" zetten.
Apparaat draait niet
Geen netspanning
–
Spanningsaansluiting/toevoerleiding
controleren.
86
gaat uit
brandt
Apparaat bouwt geen druk meer op
Lucht in het systeem
–
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het ap-
paraat met de apparaatschakelaar
meermaals in- en uitschakelen.
Als handspuitpistool open is regule-
ringsspindel (afbeelding 9) open- en
dicht draaien.
Instructie: Door het demonteren van de
hogedrukslang van de hogedrukaansluiting
wordt het ontluchten versneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg
is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
Druk is ingesteld op „MIN"
–
Druk op „MAX" stellen.
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
–
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
Watertoevoerhoeveelheid te laag
–
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
Apparaat lekt, water drupt onderaan
uit het apparaat
Pomp ondicht
–
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/mi-
nuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat
door de klantendienst laten controleren.
Apparaat schakelt constant in en uit
bij een gesloten handspuitpistool
Lek in het hogedruksysteem
–
Hogedruksysteem en aansluitingen op
dichtheid controleren.
– 10
NL