11. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar
aangesloten. De aansluiting voldoet aan de rele-
vante VDE- en DIN-voorschriften. De netaanslui-
ting van de klant en het gebruikte verlengsnoer
moeten eveneens aan deze voorschriften voldoen.
Bij werkzaamheden met spuit- en sproeivoorzetappa-
raten alsook bij tijdelijk gebruik in de buitenlucht moet
het apparaat absoluut middels een aardlekschakelaar
met een afschakelstroom van 30 mA of minder worden
aangesloten.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid,
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel,
• Snijplekken omdat over de snoer is gereden,
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken,
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de iso-
latie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade.
Let erop dat bij het controleren de aansluitkabel niet op
het elektriciteitsnet is aangesloten. Elektrische aansl-
uitkabels moeten aan de relevante VDE- en DIN-voor-
schriften voldoen. Gebruik uitsluitend aansluitkabels
met de aanduiding H05VV-F.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld
staan.
Wisselstroommotor
• De netspanning moet 230 VAC zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluittype Y
Als het netsnoer van dit apparaat beschadigd is, moet
dit door de fabrikant, diens servicedienst of door een
soortgelijk gekwalificeerde persoon vervangen worden
om gevaar te vermijden.
66 | NL
Aansluitingen en reparaties van de elektrische uitrus-
ting mogen uitsluitend door een elektromonteur wor-
den uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gege-
vens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het typeplaatje van de machine
• Gegevens van het typeplaatje van de motor
12. Reiniging, onderhoud en opslag en
bestelling van reserveonderdelen
m Let op!
Trek bij reinigings- en montagewerkzaamheden altijd
de stekker uit het stopcontact! Gevaar voor verwon-
ding door stroomstoten!
m Let op!
Wacht tot het apparaat volledig is afgekoeld! Gevaar
voor brandwonden!
m Let op!
Voorafgaand aan alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden moet het apparaat drukloos worden ge-
maakt! Gevaar voor letsel!
12.1 Reiniging
• Houd het apparaat zoveel mogelijk vrij van stof
en vuil. Wrijf het apparaat met een schone doek
schoon of blaas het met perslucht bij een lage druk
uit.
• Wij adviseren om het apparaat direct na elk gebruik
te reinigen.
• Reinig het apparaat regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep. Gebruik geen reinigings-
of oplosmiddelen. Hierdoor kunnen de kunststofon-
derdelen van het apparaat worden aangetast. Let
op dat er geen water in het apparaat terecht komt.
• Slang en spuitgereedschap moeten voor reiniging
van de compressor worden losgekoppeld. De com-
pressor mag niet met water, oplosmiddelen of soort-
gelijke worden gereinigd.
12.2 Onderhoud van het drukvat (Afb. 3)
m Let op! Om het drukvat (2) in goede staat te hou-
den, moet u na elk gebruik het condenswater aftappen
door de aftapplug (1) te openen.
Maak hiertoe eerst de ketel drukloos (zie 12.4.1).
www.scheppach.com