Vervang de motorolie volgens de frequenties
aangegeven in de handleiding van de motor.
Ga als volgt te werk:
• Type "I"
1. Plaats de machine op een
vlakke oppervlakte.
2. Plaats een opvanghouder ter hoogte
van de verlengpijp (afb. 33.A).
3. Houd de verlengpijp goed vast (afb. 33.A)
en draai de aflaatdop open (afb. 33.B).
4. Vang de olie op in de houder.
5. Hermonteer de aflaatdop (afb. 33 B)
en let erop dat de interne dichting
goed geplaatst is (afb. 33.C).
6. Klem de dop goed aan, terwijl u de
verlengpijp stevig vast houdt (afb. 33.A).
7. Reinig eventuele olielekken.
• Type "II"
1. Plaats de machine op een
vlakke oppervlakte.
2. Plaats een opvanghouder ter hoogte
van de verlengpijp (afb. 33.A).
3. Koppel de verlengpijp (afb. 33.D) los
van de houder (afb. 33.E) en gebruik
een klem om de klemring (afb. 33.F)
iets te lossen zodat de afvoerdop
kan verwijderd worden (afb. 33.G).
4. Buig de verlengpijp, en laat de olie
uitstromen in een geschikte bak
5. Hermonteer de dop (afb. 33.G) en
koppel de verlengpijp (afb. 33.D)
opnieuw op de houder (afb. 33.E)
voordat olie wordt toegevoegd.
6. Reinig eventuele olielekken.
BELANGRIJK Dien de olie in voor
verwerking volgens de plaatselijke normen.
7.4
ANTISCALP WIELEN
Dankzij de verschillende montageposities
van de wieltjes kan een veiligheidsruimte
"H" gehandhaafd worden tussen de rand
van de snijgroep en het terrein (afb. 23.A).
Regel de positie van de antiscalp wielen
naar gelang de oneffenheid van de grond.
Deze werkzaamheid moet steeds
op beide wieltjes uitgevoerd worden, die
op dezelfde hoogte geplaatst moeten
worden, BIJ UITGESCHAKELDE
MOTOR EN SNIJ-INRICHTINGEN.
Om de positie te veranderen:
1. Koppel de aanslagplaat (afb. 23.B) los
met behulp van een schroevendraaier,
en verwijder de pen (afb. 23.C)
met de veer (afb. 23.D).
2. Plaats het wieltje (afb. 23.A)
opnieuw in de gewenste stand
3. Hermonteer de pen (afb. 23.C), de veer
(afb. 23.D) en de aanslagplaat (afb. 23.B)
in de aangeduide volgorde, en zorg er voor
dat de kop van de pen (afb. 23.C) naar de
binnenzijde van de machine is gericht
7.5 ACCU
Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te
onderhouden voor een duurzaam bestaan.
De accu van uw machine dient
steeds te worden opgeladen:
• bij het eerste gebruik na de
aankoop van de machine;
• alvorens elke langdurige periode van
inactiviteit (meer dan 30 dagen) (par. 9);
• vóór de machine na een lange periode van
stilstand opnieuw in gebruik te nemen.
Lees met aandacht de oplaadprocedures die
in de handleiding van de accu staan en volg
ze op. Als deze procedures niet in acht worden
genomen of als de accu niet wordt opgeladen,
kan er zich onherstelbare schade voordoen
aan de elementen van de accu. Een lege accu
moet zo snel mogelijk opgeladen te worden.
BELANGRIJK Het opladen dient uitgevoerd
te worden met gelijkspanning apparatuur.
Andere oplaadsystemen kunnen de accu op
een onherstelbare manier beschadigen.
• De machine is uitgerust met een connector
(afb. 34.A) voor het opladen, die aangesloten
moet worden op de overeenstemmende
connector van de speciale acculader van
behoud in dotatie (indien voorzien) of
beschikbaar op aanvraag (par. 15.2).
BELANGRIJK Deze connector mag
uitsluitend gebruikt worden voor de aansluiting
op de acculader van behoud die voorzien
is door de Fabrikant. Voor zijn gebruik:
– de aanwijzingen volgen die aangegeven zijn
in de desbetreffende gebruiksinstructies;
– de aanwijzingen volgen die aangegeven
zijn in het instructieboekje van de accu;
7.6
REINIGING
Reinig de machine na ieder gebruik
volgens de volgende aanwijzingen.
NL - 23