Opstelling Van Het Apparaat - Eufab CB-20 Bedienungsanleitung

2. BEDIENING

2.1. OPSTELLING VAN HET APPARAAT

Plaats uw acculader tijdens het laadproces niet op brandbare materialen!
Het apparaat warmt op tijdens het bedrijf. Lader zodanig opstellen dat hij goed kan ontluchten. Ventilatiesleuf nooit afdekken!
De lader is uitsluitend toegelaten voor gebruik binnen.
Apparaat beschermen tegen natheid en vochtigheid. Mocht het apparaat nat worden, bestaat het gevaar van een
levensgevaarlijke stroomstoot.
Bij het laden van de accu komen vanuit het accuzuur kleine hoeveelheden gas vrij. Dit is normaal. De gasvorming van de accu
wordt bemerkbaar door de vorming van belletjes. Voorzichtig, de uit elkaar springende gasbelletjes veroorzaken zuurspatten
in de omgeving van de accu. Absoluut de instructies m.b.t. het aansluiten van het apparaat opvolgen, anders kunnen er von-
ken ontstaan die de gassen (knalgas!) tot ontploffing brengen. Het apparaat mag eveneens niet worden gebruikt bij open
vlammen. Bij het omgaan met de accu in geen geval roken!
Absoluut voor goede ventilatie zorgen, omdat het gas explosief is.
2.2. VOORBEREIDING VAN DE ACCU
Let op a.u.b.: Laad uitsluitend conventionele 12 of 24 Volt
loodzuuraccu's. Laad geen niet-oplaadbare accu's. Dit apparaat
is niet geschikt voor accu's met een capaciteit boven 180Ah,
gebruik a.u.b. een krachtiger apparaat uit ons programma.
Uitsluitend intacte accu's laden. De laadduur hangt af van de
laadtoestand van de accu. Deze kan worden vastgesteld door
de zuurdichtheid met een in de handel gebruikelijke zuurhe-
vel te meten.
Als u een permanent gesloten, onderhoudsvrije accu hebt,
mag deze niet worden geopend. In dit geval is het niet
mogelijk c.q. nodig om het zuurniveau te controleren of te
corrigeren.
Om de accu te laden moeten eerst – voor zover mogelijk - alle
sluitdoppen van de accucellen worden afgenomen, zie afbeelding:
Nu het zuurniveau in de accucellen controleren. Als de accu leeg is, moet het zuurniveau altijd nog ca. 0,5 - 1 cm boven
de loodplaten in de accucellen staan. Als dit niet het geval is, moet gedestilleerd water worden bijgevuld. Er mag in geen
geval leidingwater worden gebruikt. Het niveau van het zuur stijgt naarmate de lading toeneemt. Het zuur mag aan het
begin van het laadproces niet tot aan de maximale markering worden bijgevuld, opdat de accu niet overloopt.
De afsluitbare deksels mogen pas na beëindiging van het laadproces herplaatst worden. Uitsluitend op deze wijze
kunnen ontstane gassen, die zich tijdens het laden hebben ontwikkeld, ontwijken. Het is onvermijdelijk dat tijdens het
laadproces kleine hoeveelheden zuur door spatten ontsnappen.
2.3. LADEN
2.3.1. LADEN VAN DE ACCU IN GEDEMONTEERDE STAAT
Zorg ervoor dat de aan/uit-schakelaar op de achterkant van het apparaat op
OFF staat (zie afbeelding) en de netstekker van de lader niet verbonden is met
het stopcontact. De stroomtoevoer moet absoluut onderbroken zijn.
Sluit de rode pluskabel aan op de met „+" of „P" gemarkeerde pluspool van
de accu.
Sluit de zwarte minkabel aan op de met „-" of „N" gemarkeerde minpool van
de accu.
Stel op de lader de uitgangsspanning in volgens de te laden accu, 12 of 24 Volt,
zie afbeelding:
Schakel om de accu snel te laden de boost-functie van de lader in, of stel
de minimale (MIN) laadstroom in om de accu behoedzamer te laden, zie
afbeelding:
De netstekker van de lader wordt pas dan, helemaal op het einde, in de 230V
netaansluitdoos gestoken en de hoofd-aan-/uitschakelaar op de achterkant
van het apparaat wordt op ON gezet. Het apparaat is nu ingeschakeld en werkt.
15