Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met hoofdschakelaar
inschakelen. Afb. 1/5
De temperatuurindicatie knippert,
afb. 2/4, tot in het apparaat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
De binnenverlichting in de koelruimte
brandt bij geopende deur.
Aanwijzingen bij het gebruik
Terwijl de koelmachine loopt, vormen zich
dooiwaterdruppels of een laagje rijp op
de achterwand van de koelruimte. Dit is
normaal. U hoeft de dooiwaterdruppels
niet af te wissen of de rijp af te schrapen.
De achterwand wordt automatisch
ontdooid. Het dooiwater loopt via de
dooiwatergootjes en het afvoergaatje
naar het verdampingsgedeelte van
het apparaat.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
(van +2 °C tot +8 °C)
Temperatuur insteltoets 3 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld. De laatst
ingestelde waarde wordt in het geheugen
opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt
op indicatie 4 aangegeven.
Wij raden een instelling van +4 °C aan.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer
dan bij +4 °C bewaren.
Verskoelruimte
De temperatuur in de verskoelruimte,
afb. 1/B, is in de fabriek op ca. 0 °C
ingesteld. Deze instelling liefst niet
veranderen. Als zich op de koelwaren rijp
of ijs vormen, dan kan de temperatuur
warmer worden ingesteld. (Zie Kleine
storingen zelf verhelpen".)
nl
71