Problemen oplossen
MINIMALE OF GEEN DOORLICHTING
•
Kijk na of het netsnoer in de netsnoerverbinding (#) en in het stopcontact is geplaatst.
•
Kijk na of de POWER-schakelaar op het voorpaneel "AAN" is geschakeld en dat beide LED's boven en onder de schakelaar
opgelicht zijn.
•
Kijk na of de emittorvezels correct zijn aangesloten op de poorten (4) op het voorpaneel en dat de LED's erboven
branden (er zal een geluidssignaal worden weergegeven wanneer de vezel correct is aangesloten).
•
Kijk de LASER POWER-knoppen (3) na door de bovenste knop in te drukken tot de laservermogengrafiek het maximum
vermogen aangeeft.
•
Controleer of de emittorvezel niet gebroken of beschadigd is.
DE DETECORSONDE WERKT NIET
•
Kijk na of de detectorsonde goed in de sondepoort zit (7).
•
Kijk het volume na van het geluidssignaal door de bovenste volumeknoppen (2) in te drukken tot het maximum volume
is ingesteld.
•
Kijk of de PULSED/CW-knop (5) in de continu (niet-knipperende) modus is geplaatst.
•
Kijk de werking van de sonde na door deze op de testlamp (8) te richten. De LED boven de sondepoort zal oplichten
indien het gemoduleerde infraroodlicht wordt gedetecteerd.
•
Kijk of de detectorsonde niet gebroken of beschadigd is.
OPMERKING De zwarte beschermkap die over de detectorsondepoort (7) past moet over de poort worden geplaatst
wanneer deze niet in gebruik is, zoniet zal een onderbroken geluidssignaal weerklinken wanneer de illuminator is
ingeschakeld.
14