Handleiding voor eenvoudige bediening
Opstarten en geluid produceren
1.
Stel alle
volumeregelaars
in op "0".
4.
Stel het volume van elk
kanaal in op de middelste
positie.
Pas ook het volume van de aange-
sloten apparatuur aan.
*
Schakel uw verschillende toestellen in de opgegeven volgorde in. Als u de apparaten in de verkeerde volgorde inschakelt, kunnen er defecten
optreden en/of kan er schade aan de luidsprekers en andere apparaten ontstaan.
*
Zet het volume altijd lager en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere
apparaten te voorkomen.
*
Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Het duurt even (enkele seconden) na het opstarten voordat het apparaat normaal werkt.
*
Zorg er altijd voor dat het volume lager is gezet voordat u het toestel inschakelt. Zelfs als het volume volledig op nul staat, kunt u nog geluid horen
wanneer het toestel wordt ingeschakeld. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Een effect toepassen
1.
Schakel de [EFFECT]-schakelaar
in van de kanalen waarop u een
effect wilt toepassen.
2.
Pas het effecttype
en de hoeveelheid
ervan aan via de
[EFFECT]-regelaar.
2.
Sluit uw microfoons, instrumenten, draagbare audiospelers of andere apparatuur aan.
Voor meer informatie over aansluitingen, raadpleegt u "Voorbeeld van aansluitingen" (p. 9).
1.
Zorg ervoor dat de volumeregelaars van alle aangesloten toestellen op "0" staan.
2.
Schakel de aangesloten apparatuur in.
3.
5.
Pas het volume via de
MASTER [VOLUME]-
regelaar aan.
De toonkwaliteit wijzigen
De toon van elk kanaal wijzigen
Draai aan de [TONE]-regelaar van het kanaal
dat u wilt wijzigen.
De hoge en lage tonen regelen (equalizer)
Gebruik de [LOW]-regelaar om het
lage frequentiebereik te versterken
of verminderen.
Gebruik de [HIGH]-regelaar om het
hoge frequentiebereik te verster-
ken of verminderen.
Schakel de BA-330 in.