Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Eindcontroles En Start; Keuze Van De Richting; Aansluiting Op De Stroomvoorziening; Herkennen Van De Inrichtingen - Nice SLIGHT Installierungs-Und Gebrauchsanleitungen Und Hinweise

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 89
6
EINDCONTROLES EN START
Alvorens met de fase van eindcontroles en de start van de automatisering te
beginnen is het raadzaam de wagen los te haken en de vleugel halverwege te
zetten zodat deze vrijelijk zowel open als dicht kan gaan.
6.1 - Keuze van de richting
Afhankelijk van de plaats van de reductiemotor ten opzichte van de vleugel
dient u de richting voor de openingsmanoeuvre te kiezen; als de vleugel voor
opening naar links moet bewegen, moet de keuzeschakelaar naar links worden
bewogen, zoals in de afbeelding is weergegeven;
als de vleugel voor opening naar rechts moet bewegen, moet de keuzescha-
kelaar naar rechts worden bewogen, zoals in de afbeelding is weergegeven.
6.2 - Aansluiting op de stroomvoorziening
LET OP! – De aansluiting van de stroomvoorziening naar de SLIGHT
moet worden uitgevoerd door ervaren, deskundig personeel dat in het
bezit is van de vereiste kenmerken, met volledige inachtneming van
wetten, voorschriften en reglementen.
Zodra de SLIGHT onder spanning staat, is het raadzaam enkele eenvoudige
controles uit te voeren:
01. Controleer dat het BlueBUS-ledlampje regelmatig knippert met een fre-
quentie van één knippering per seconde.
02. Controleer of ook de ledlampjes op de fotocellen (zowel op TX als op RX)
knipperen; het is niet van belang hoe ze knipperen, dat hangt immers van
andere factoren af.
03. Controleer of het knipperlicht dat op de uitgang FLASH is aangesloten en
het controlelampje dat op de uitgang S.C.A. is aangesloten, uit zijn.
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de bestu-
ringseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te con-
troleren.
Meer nuttige informatie over het opsporen en analyseren van storingen vindt u
in paragraaf "10.1 Oplossen van problemen".
6.3 - Herkennen van de inrichtingen
Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturingseenheid de op de
ingangen BlueBUS en STOP aangesloten inrichtingen te herkennen. Vóór deze
fase knipperen de ledlampjes L1 en L2 om aan te geven dat de procedure voor
het herkennen van de inrichtingen moet worden uitgevoerd.
01. Druk op de toetsen [s] en [Set],
en houd ze ingedrukt.
02. Laat de toetsen los wanneer de
ledlampjes L1 en L2 heel snel
beginnen te knipperen (na onge-
veer 3 sec.).
03. Wacht enkele seconden tot de
besturingseenheid het leren van
de apparaten voltooit.
04. Nadat de inrichtingen herkend
zijn, moet het ledlampje STOP
blijven branden; de ledlampjes
L1 en L2 zullen uitgaan (eventu-
eel zullen de ledlampjes L3 en L4
beginnen te knipperen).
De fase van het herkennen van aangesloten inrichtingen kan op elk
gewenst moment herhaald worden, ook na de installatie, bijvoorbeeld als
er een inrichting toegevoegd mocht worden; voor het uitvoeren van een
nieuwe herkenningsprocedure dient u paragraaf "9.1.6 Herkennen van
andere inrichtingen" te raadplegen.
6.4 - Herkennen van de vleugellengte
Nadat de inrichtingen herkend zijn zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen
te knipperen; dit betekent dat de besturingseenheid de lengte van de vleugel
moet herkennen (de afstand van de eindaanslag sluitstand tot de eindaanslag
openingsstand); deze maat is nodig voor het berekenen van de punten van
vertraging en het punt van gedeeltelijke opening.
01. Druk op de toetsen [s] en [Set],
en houd ze ingedrukt.
02. Laat de toetsen los wanneer de
manoeuvre van start gaat (na
ongeveer 3 sec.).
03. Controleer of deze manoeuvre
een openingsmanoeuvre is; zo
niet, druk dan op de toets [STOP]
en controleer nog aandachtiger
de paragraaf "6.1 Keuze van de
richting"; herhaal dit van punt 1.
04. Wacht dat de besturingseenheid
een complete openingsmanoeu-
vre uitvoert totdat de eindaanslag-
opening bereikt is; onmiddellijk
daarna begint de sluitmanoeuvre.
05. Wacht dat de besturingseenheid
de sluitmanoeuvre volledig uitvoert.
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de bestu-
ringseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te con-
troleren. Meer nuttige informatie vindt u in het hoofdstuk "10.1 Oplossen van
problemen".
Mocht het nodig blijken de posities van de eindaanslagen nauwkeuriger af te
stellen, dan dient dit te worden gedaan met behulp van de 2 regelaars (afb. 15
en 16) die zich aan de binnenkant van de reductiemotor bevinden. Men dient
als volgt te werk te gaan:
01. Op de besturingseenheid op de toets s of t drukken om het openen en
sluiten van de vleugel naar wens te bedienen.
02. Het beschermingsdeksel van de 2 regelaars verwijderen (afb. 15).
03. Zoek vervolgens de afstelknop met de pijl die wijst in de richting van de
eindaanslag die u wenst af te stellen en draai deze half om (gelijk aan onge-
veer 3 cm rails) afb. 16.
04. Vervolgens opnieuw op de besturingseenheid op de toets s of t druk-
ken om het openen en sluiten van de vleugel te bedienen om de nieuwe
positie op te slaan. Indien nodig, de handeling herhalen totdat de vleugel
de gewenste eindaanslag heeft bereikt.
LET OP! – Mocht het nodig blijken de positie van de eindaanslag nauwkeuriger
af te stellen, dient men de vleugel enkele centimeters naar achteren te verplaat-
sen door middel van de openings- en sluitfunctie op de besturingseenheid (s
of t) en vervolgens de knop wederom in de richting te plaatsen die men wenst
te controleren.
Opmerking – Indien de situatie reeds handmatig is beoordeeld en het nodig is
de complete handeling nogmaals uit te voeren om de eindaanslagen in de ori-
ginele stand te brengen, dient men de 2 regelaars naar het teken "–" te draaien
tot men een 'klik' hoort (afb. 16). Vervolgens de complete handeling voor het
afstellen van de eindaanslag herhalen.
Belangrijk – Indien in de beginfase van de installatie, bij het vastzetten van de
motor en wanneer u het tandwiel over de tandheugel laat glijden, de vleugel
halverwege de rails niet juist geplaatst blijkt, kan het nodig zijn aan een van
beide kanten de positie van de eindaanslag te wijzigen.
In dat geval, wanneer de vleugel tegen de rem slaat zonder de ingestelde posi-
tie te respecteren, dient men de afstelknop (met daarop de pijl die de richting
aangeeft waarin de vleugel zich beweegt) naar het teken "–" te draaien tot-
dat men de klik van de eindaanslag hoort. Vervolgens de beoordeling van de
besturingseenheid herhalen en indien noodzakelijk de nauwkeurige afstelling
toepassen.
Indien noodzakelijk, nogmaals de lengte van de vleugel vaststellen.
6.5 - Controle van de manoeuvre van de poort
Na het herkennen van de lengte van de vleugel is het raadzaam enkele manoeu-
vres uit te voeren om te controleren of de poort correct beweegt.
01. Druk op de toets [Open] om de instructie voor de manoeuvre "Openen" te
geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de poort regelmatig ver-
loopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel tussen de
70 en 50 cm van de eindaanslag van de openingsstand verwijderd is, zal
hij langzamer moeten gaan lopen en door middel van de eindaanslag tot
stilstand komen op 2 à 3 cm van de mechanische stop voor de openings-
stand.
02. Druk op de toets [Close] om de instructie voor de manoeuvre "Sluiten" te
geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de poort regelmatig verloopt
zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel tussen de 70 en
50 cm van de eindaanslag van de sluitstand verwijderd is, zal hij langzamer
moeten gaan lopen en door middel van de eindaanslag tot stilstand komen
op 2 à 3 cm van de mechanische stop voor de sluitstand.
03. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een frequentie
van 0,5 sec. aan en 0,5 sec. uit knippert. Indien aanwezig, dient u ook
de knippering te controleren van het controlelampje dat op het klemmetje
Nederlands – 5

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis