Na Gebruik Van Het Apparaat - Eufab CB-20 Bedienungsanleitung

2.3.2 Laden van de accu in gemonteerde staat
Wij adviseren de accu niet te laden in de gemonteerde staat. Bij het laadproces zijn zu-
urspatten onvermijdelijk. Het zuur tast de lak en andere bestanddelen van het voertuig
aan. Bij een op het voertuig aangesloten accu kan de elektronica van het voertuig wor-
den beschadigd. Neem de instructies van de fabrikant van het voertuig in acht. Lees
hiertoe de gebruiksaanwijzing c.q. het onderhoudshandboek van de fabrikant van het
voertuig. Zorg ervoor dat de aan/uit-schakelaar op de achterkant van het apparaat op
OFF staat (zie afbeelding) en de netstekker van de lader niet verbonden is met het stop-
contact. De stroomtoevoer moet absoluut onderbroken zijn.
Sluit in de tweede stap de rode pluskabel aan op de met „+" of „P" gemarkeerde
pluspool van de accu. Nu wordt de zwarte minkabel vastgeklemd op een blanke plaats
van de carrosserie, die zo ver mogelijk van de accu en de benzineleiding moet liggen.
Stel op de lader de uitgangsspanning in volgens de te laden accu, 12 of 24 Volt, zie
afbeelding: Schakel om de accu snel te laden de boost-functie van de lader in, of stel
de minimale (MIN) laadstroom in om de accu behoedzamer te laden, zie afbeelding:
De netstekker van de lader wordt pas dan, helemaal op het einde, in de 230V netaans-
luitdoos gestoken en de hoofd-aan-/uitschakelaar op de achterkant van het apparaat
wordt op ON gezet. Het apparaat is nu ingeschakeld en werkt.
2.4 Laadstroom en laadduur
Tijdens het laadproces geeft de ampèremeter van de lader de actuele laadstroom aan.
De laadstroom daalt in de loop van het laadproces. Als de laadstroom nul nadert, is de accu volledig geladen. Om schade aan de accu
door overbelasting te voorkomen moet de laadstroom van de accu steeds worden gecontroleerd.
De laadduur van de te laden accu hangt af van verschillende factoren, zoals bv. de capaciteit van de accu, de omgevingstemperatuur,
het vermogen van de lader enz. De exacte laadtoestand van de accu kan uitsluitend worden bepaald met een accuzuurweger (accuzu-
urdichtheidsmeter), waarmee de soortelijke massa van de elektrolytvloeistof kan worden gemeten. De volgende dichtheidswaarden
gelden (kg/l bij 20 °C):
1,28 ≙ geladen accu
1,21 ≙ half geladen accu
1.14 ≙ lege accu
Het is zeer belangrijk het laadproces met korte tussenpozen te controleren.
2.5 Beëindigen van het laadproces
Om het laadproces te beëindigen schakelt u de aan/uit-schakelaar op de achterkant van het apparaat naar OFF en koppelt u de
netstekker van het apparaat los van de netaansluitdoos. Daarna verwijdert u eerst de zwarte minklem. Daarna pakt u de rode plus-
klem van de pluspool van de accu. Bij niet-onderhoudsvrije accu's moet u nu het vloeistofniveau van iedere accucel afzonderlijk
controleren en deze tot de maximum-markering bijvullen met gedestilleerd water. Gebruik in geen geval leidingwater a.u.b. Daarna
worden de sluitdoppen van de cellen weer vast geïnstalleerd. Nu moet u eventuele zuurspatten van het oppervlak van de accu verwi-
jderen. Gebruik daartoe een oud restje stof, dat u na gebruik veilig en bij het milieu passend moet afvoeren. Voorzichtig, accuzuur is
sterk bijtend. Gebruik oogbescherming en veiligheidshandschoenen. (Zie veiligheidsvoorschriften)

3 Na gebruik van het apparaat

3.1 Reiniging
Om het apparaat zonder gevaar te kunnen reinigen moet eerst de netstekker worden uitgetrokken. Reinig de lader met een slechts
licht vochtige, zachte doek en een mild reinigingsmiddel. Zorg ervoor dat er geen reinigingsmiddelen of vloeistoffen in het apparaat
binnendringen. Gebruik geen scherpe reinigingsmiddelen, oplosmiddelen, benzine enz.
3.2 Opslag
Sla de lader op een droge plaats op. Stel het apparaat niet bloot aan langdurige zonneschijn.
15