Herunterladen Diese Seite drucken

Inbedrijfstelling; Cdc - Central Device Communication - Bosch BEA 040 Originalbetriebsanleitung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für BEA 040:

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 4
nl
120 | BEA 040 | Bediening
4.1

Inbedrijfstelling

!
BEA 040 zodanig bij het Bosch-testapparaat neerleg-
gen, dat de BEA 040 tijdens het aanbrengen van de
combisensor niet omlaag kan vallen en beschadigd
kan raken.
!
Combisensor nooit aan zeer hete delen (bijv. uitlaat-
gasspruitstuk) aanbrengen.
i
Verzeker u ervan dat de netspanning vόόr de inbe-
drijfstelling overeenkomt met de op de netvoeding
genoemde spanning.
BEA 040
1
2
3
Afb. 3:
Aansluitschema
1 Combisensor
2 Aansluiting voor verbindingskabel klemsensorsignaal
1 684 460 283
voor BEA 150, BEA 350, BEA 460 of verbin-
1)
dingskabel 1 684 463 810
2)
of BEA 065
3 Triggertang
4 Netvoedingseenheid
speciale toebehoren
1)
Bij gebruik van de verbindingskabel 1 684 463 810 geen adap-
2)
ter op BEA 040 aansluiten
1. Combisensor aan BEA 040 aansluiten.
2. BEA 040 via de netvoeding van spanning voorzien.
 De status-LED op de BEA 040 en de LED op de
combisensor branden rood.
 De modus-LED en de spanningstoevoer branden
blauw.
3. Bosch-testapparaat via triggertang, verbindings-
kabel, klemsensorsignaal 1 684 460 283 of
verbindings kabel 1 684 463 810 met de BEA 040
verbinden.
|
1 689 989 013
2018-04-08
459941-02_Ko
12V
4
voor BEA 030, BEA  055, BEA 060
!
Bij dieselvoertuigen kan de verbindingskabel klem-
sensorsignaal (1 684 460 283) worden gebruikt.
Daarbij moet de metalen stekkerkant van de verbin-
dingskabel klemsensorsignaal op de Bosch-tester
en de kunststof stekkerkant op de BEA 040 worden
aangesloten. Aanvullend moet beslist de accupool-
klem B‒ van de Bosch-tester over de metalen be-
huizing van de combisensor (Afb. 3, pos. 1) worden
geklemd.
!
Bij BEA 030, BEA 055, BEA 060 of BEA 065 kan
alleen via de verbindingskabel 1 684 463 810 (spe-
ciale toebehoren) een verbinding naar de BEA 040
worden gemaakt. In dit geval wordt de BEA 040 via
de verbindingskabel 1 684 463 810 door BEA 030,
BEA 055, BEA 060 of BEA 065 gevoed en de net-
voedingseenheid (afb. 2, pos. 4) mag niet worden
aangesloten.
4.2
Aanwijzingen bij toerental meten
Houd er a.u.b. rekening mee, dat de meetresultaten
afhankelijk zijn van de kwaliteit van de bevestigings-
plaats. In de motorruimte van het voertuig bevinden
zich meerdere schroefkoppen of vlakke metaaldelen die
geschikt zijn voor de bevestiging van de combisensor
met de magneetvoet. Verdere bevestigingsplaatsen van
de combisensor zouden bijv. montagebeugels, olie-af-
tapschroeven, uitlaatklemmen, houders van remhen-
dels, warmte-isolatieplaten of aggregaatbevestigingen
kunnen zijn.
Indien de status-LED van de BEA 040 en de LED van
de combisensor bij stationair motortoerental na tien
seconden nog steeds rood brandt, moet u een andere
bevestigingsplaats voor de combisensor kiezen.
4.3
CDC – Central Device
Communication
Wanneer de BEA 040 voor de toerentalmeting wordt
gebruikt moet in de CDC onder "Instellingen >> Inter-
faces van het apparaat" het MTM-apparaattype worden
geselecteerd die het toerentalsignaal van de BEA 040
via triggertang, verbindingskabel klemsensorsignaal
1 684 460 283 of verbindingskabel 1 684 463 810
ontvangt.
4.4
Toerentalmeting bij personenauto/
vrachtwagen
i
De combisensor kan bij stilstaande of stationair
draaiende motor worden aangebracht. De toerental-
meting wordt op de best mogelijke manier gewaar-
borgd, indien de motortrillingen niet gedempt wor-
den door op rubber gelagerde onderdelen tussen
motor en bevestigingsplaats.
Robert Bosch GmbH

Quicklinks ausblenden:

Werbung

loading