uitgang leidingwaterautomaat (
Monteer de automatische schakelaar
A
(
10) aan de wateruitgang leiding-
A
waterautomaat (
•
Sluit het netaansluitsnoer leidingwater-
automaat (
A
6) op het stopcontact van
de automatische schakelaar (
aan.
•
Sluit het netaansluitsnoer automati-
sche schakelaar (
voorziening aan.
Aansluiting van de leidingen
Gebruik aan de zuigzijde een leiding met te-
rugstroomstop en monteer een voorfilter.
Gebruik aan de zuigzijde geen aansluitsy-
stemen met snelkoppelingen.
•
Monteer een zuigleiding aan de wate-
ringang leidingwaterautomaat (
•
Monteer een drukleiding aan de wa-
teruitgang automatische schakelaar
A
(
1).
Door lucht in de aanzuigleiding is de
werking van de leidingwaterautomaat
niet gewaarborgd.
Pomp vullen
De leidingwaterautomaat moet telkens
vóór ingebruikname met water gevuld
worden. Zo is een onmiddellijke start ge-
garandeerd. Het drooglopen vernielt de
pomp.
•
Open de vulschroef (
achterzijde van de leidingwaterauto-
maat met een sleutel (SW17).
•
Vul water tot aan het vulpunt bij en
schroef de vulschroef (
vast.
A
3).
3).
B
18)
A
2) op de stroom-
A
4).
B
20) aan de
B
20) weer
Ingebruikname
•
Kontroleer of de netspanning
inderdaad 230 V ~ 50 Hz be-
draagt.
•
Kontroleer de toestand van het
stopcontact.
•
Vermijdt het drooglopen van de
pomp. Er bestaat gevaar voor
een elektrische schok.
Start van het apparaat
•
Schakel het apparaat via de schake-
laar "Aan/uit" (
A
5) in.
•
Het apparaat signaleert gebruiksge-
reedheid aan het display „Power On"
(
A
12).
•
De pompactiviteit wordt met het dis-
play „Pump On" (
A
•
Indien het display „Alarm" (
verlicht is, is het apparaat zelfstandig
uitgeschakeld.
Herstart van het apparaat
•
Na een automatische uitschakeling
van het apparaat drukt u de herstart-
schakelaar (
11) in.
A
•
Na meerdere mislukte pogingen om
het apparaat te herstarten, dient de
pomp opnieuw met water gevuld te
worden.
Reiniging, onderhoud,
opbergen
Reinig en onderhoud uw apparaat regelma-
tig. Daardoor worden het prestatievermogen
en een lange levensduur van het apparaat
gewaarborgd.
NL
13) gesignaleerd.
A
14)
17