Conrad MXC-2800 Bedienungsanleitung Seite 37

a) Ingangen A en B (5 Hz tot 100 MHz)
Voor het meten van verschillende signaalfrequenties handelt u als volgt:
• Verbind de genoemde signaalleidingen met de meetschakeling (generator,
oscillator enz.).
• Zet de functieschakelaar op kanaal „A" of kanaal „B" of „A/B" of „A=>B" of „A
+ B" of „A - B".
• Stel met behulp van de poorttijd (gate) de signaalresolutie (weergave van de
posities) in.
• De signaalfrequentie wordt weergegeven.
• Als de „HOLD"-toets ingedrukt wordt, wordt de actuele meting vastgehouden
en deze vastgehouden meetwaarding wordt zolang op het display getoond, tot
de Hold-functie weer uitgeschakeld wordt.
• Indien nodig drukt u de Attenuator-schakelaar op 1 : 10 van het betreffende
kanaal A of B (afzwakking/demping), voor aanpassing van het signaal bij hoge
amplitudes.
b) Ingang C (100 MHz tot 1,6 GHz = 1600 MHz) bij de MXC-1600 resp. „C1" bij de
MXC-2800.
Let op!
De max. ingangsspanning over het totale frequentiebereik van „C"
bedraagt 3 Vpp (= ca. 1 V effectief). Overschrijd de max. ingangs-
groottes nooit, opdat uw meter niet beschadigd wordt. De specia-
le functies voor de kanalen A en B kunnen voor kanaal C niet
opgeroepen worden.
Voor het meten van verschillende signaalfrequenties aan „C" („C1") handelt u als
volgt:
• Verbind de genoemde signaalleidingen met de meetschakeling (generator,
oscillator enz.).
• Zet de functieschakelaar op kanaal „C"
• Stel met behulp van de poorttijd (gate) de signaalresolutie (weergave van de
posities) in.
• De signaalfrequentie wordt weergegeven.
• Als de „HOLD"-toets ingedrukt wordt, wordt de actuele meting vastgehouden
en deze vastgehouden meetwaarding wordt zolang op het display getoond, tot
de Hold-functie weer uitgeschakeld wordt.
72
c) Ingang „C2" alleen voor MXC-2800 (1300 MHz - 2800 HMz)z tot 2800 MHz)
Let op!
De max. ingangsspanning over het totale frequentiebereik van „C"
bedraagt 3 Vpp (= ca. 1 V effectief). Overschrijd de max. ingangs-
groottes nooit, opdat uw meter niet beschadigd wordt. De specia-
le functies voor de kanalen A en B kunnen voor kanaal C niet
opgeroepen worden.
Voor het meten van verschillende signaalfrequenties aan „C2" handelt u als volgt:
• Verbind de genoemde signaalleidingen met de meetschakeling (generator,
oscillator enz.).
• Zet de functieschakelaar op kanaal „C2"
• Stel met behulp van de poorttijd (gate) de signaalresolutie (weergave van de
posities) in.
• De signaalfrequentie wordt weergegeven.
• Als de „HOLD"-toets ingedrukt wordt, wordt de actuele meting vastgehouden
en deze vastgehouden meetwaarding wordt zolang op het display getoond, tot
de Hold-functie weer uitgeschakeld wordt.
B2 Meten van de periodeduur van een meetsignaal
Een periode van een rechthoekpuls of van een andere curvevorm is de tijd, die nodig
is voor het compleet doorlopen (= 1 sinusgolf = 2 halve golven = 360(). Voor het
meten van de periodeduur van een meetsignaal handelt u als volgt:
• Verbind de betreffende signaalleidingen met de telleringang en de meetschake-
ling (generator, oscillator enz.).
• Zet de functieschakelaar op kanaal „PERI" en kies het overeenkomstige kanaal
dat past bij deze frequentie.
• Stel met behulp van de poorttijd (gate) de signaalresolutie (weergave van de
posities) in.
• De periodeduur wordt nu, in overeenstemming met de frequentie, in ns (nano-
seconden = 10exp. -9) of us (micro-seconden = 10 exp. -6) of ms (= milli-
seconden = 10exp. -3) of seconden weergegeven. De betreffende maateenheid
licht rechts naast het getal van de periodeduur op.
73