Uitvoeren Van Metingen - Conrad F 113 Bedienungsanleitung

zichtig op. Maak de verbruikte batterij los van de batterijclip en
vervang hem door een nieuwe van het zelfde type (alkaline).
Nadat de batterij vervangen is legt u de aangesloten batterij in
het batterijvak en sluit u de behuizing weer zorgvuldig in omge-
keerde volgorde. Let er bij het sluiten van het batterijvak op, dat
de snoeren van de batterijclip (rood/zwart) niet klem komen te
zitten. Als de meter gedurende langere tijd niet gebruikt wordt
(meer dan 60 dagen), moet u de batterij er uithalen en apart
bewaren.
Let op!
Gebruik de meter in geen geval in geopende toestand!
Levensgevaarlijk!
Laat een verbruikte batterij niet in de meter zitten, omdat zelfs
tegen uitlopen beschermde batterijen kunnen corroderen, waar-
door er chemicaliën vrij kunnen komen die schadelijk kunnen
zijn voor uw gezondheid resp. het batterijvak kunnen beschadi-
gen. Gebruikte batterijen zijn klein chemisch afval en moeten
milieuvriendelijk verwijderd worden (inzamelplaatsen in win-
kels e.d.).
4.2 Ingebruikname, basisinstellingen
a) Schakel uw tangamperemeter in op de gewenste meting door
het draaien van de draaischakelaar. Aangezien het apparaat
geen automatische uitschakeling bezit (Auto Power Off), moet
de meter na beëindiging van een meting op „OFF" geschakeld
worden, om de batterij niet onnodig leeg te laten raken.
b) De Auto-Range funktie („AUTO") kiest zelfstandig steeds het
juiste meetbereik, om zo de meetfout zo klein mogelijk te
houden. Deze funktie is echter alleen bij de frequentiemeting
aktief.
70

5. Uitvoeren van metingen

5.1 Algemeen
Bij de stroom- en spanningsmeting kan de extra funktie „Peak
Hold" in- of uitgeschakeld worden door de gelijknamige toets te
gebruiken. In ingeschakelde toestand verschijnt het symbool
„HOLD" links boven op het display. Bij deze extra funktie wordt
automatisch de hoogst optredende meetwaarde vastgehouden.
Deze funktie is b.v. geschikt om aanloopstromen van elektrische
machines te meten of in schakelingen spanningsverhogingen
vast te houden. De „bevroren" meetwaarde blijft zo lang op het
display zichtbaar tot u de funktie uitschakelt.
Let op!
Overschrijd in geen geval de max. toelaatbare ingangsgroottes
max. 1000 AACrms. Daarbij mag de spanning in geen geval gro-
ter zijn dan 600 VACrms (rms = effektief)! De frequentie van de
wisselgrootte mag in geen geval de 400 Hz overschrijden! Raak
geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als daar hogere
spanningen dan 25 VACrms of 35 VDC op staan! Levensgevaarlijk!!
5.2 Stroommeting
Voor het meten van wisselstromen handelt u als volgt (let beslist
op de navolgende afbeeldingen). In de „tangkop" bevindt zich
een pijlmarkering, die symbolisch de stroomrichting aangeeft.
a) Schakel de tangamperemeter in.
b) Open de stroomtang met de tangopeningshandel. Omsluit bij
de gelijkstroommeting niet meer dan één geïsoleerde leiding;
bij de wisselstroommeting mag u slechts één geïsoleerde lei-
ding in een eenfasig systeem of meerdere geïsoleerde leidin-
gen van een meerfasig systeem omsluiten.
71