Uitvoeren Van Metingen, Inbedrijfstelling - Conrad Jumbo FM 350 LED Bedienungsanleitung

Uitvoeren van metingen, inbedrijfstelling

a1 Inbedrijfstelling, voorbereiding
Voor de eerste inbedrijfstelling moet u erop letten dat het meetele-
ment voldoende is geïsoleerd en dat er rekening is gehouden met
luchtwegen en kruiptrajecten volgens VDE 0411 resp. VDE 410 en
IEC-1010-1.
Stel de decimale punt in op de gewenste positie door een soldeer-
brug tussen de betreffende verbindingspunten (altijd twee) aan te
brengen. Pas wanneer alle instellingen zijn uitgevoerd en de
paneelmeter in de overeenkomstige behuizingsuitsparing (max.
materiaaldikte 2mm) is vergrendeld, sluit u de voedingsingang aan
op een geregelde (gestabiliseerde) SELV-spanning van 5 V= ( = ge-
lijkspanning), waarbij u absoluut op de polariteit („+" en „-") moet
letten.
Een gelijktijdige voeding van het meetapparaat
en de meting van de voedingsspanning is met dit
meetelement niet mogelijk.
Om zeker te zijn van een relatief probleemloze toepassing/gebruik,
moet u de volgende zaken voorkómen:
• grote temperatuurschommelingen,
• hoge luchtvochtigheid,
• sterke trillingen,
• te hoge omgevingstemperaturen,
• de nabijheid van functiegeneratoren, krachtige magnetische
(luidsprekers), elektromagnetische (motoren, transformatoren,
transmissierelais) en statische (op- en ontladingen) velden, om-
dat alle bovengenoemde punten kunnen resulteren in een insta-
biele weergave resp. te grote meetfouten.
40
Maak het meetapparaat/element absoluut los van
het meet- en van het voedingscircuit (accu) voordat
u de achterzijde van het meetapparaat aanraakt.
a2 Gelijkspanningsmeting (V=)
Externe verdelerweerstanden moeten over een tolerantie van max.
0,1% beschikken.
Verbind vervolgens de meetdraden met het meetobject (neem
daarbij de veiligheidsnormen in acht). Verschijnt het symbool „-"
voor de meetwaarde in het display, dan wordt daarmee een nega-
tieve spanning aangeduid (of de meetdraden zijn verwisseld).
Wees voorzichtig bij spanningen van meer dan 25
V~ resp. 35 V=. Raak geen schakelingen of schakel-
delen aan waarin spanningen groter dan 25 V~ resp.
35 V= (kunnen) optreden.
a3 Overloopweergave
Wanneer de gemeten spanning groter is dan het max. toelaatbare
ingangssignaal, resp. wanneer een meetbereik wordt overschre-
den, verschijnt in plaats van de meetwaarde een „1" resp. een „-1"
in het display ter aanduiding van overloop.
41