88
PHARA-O MINI
Bediening
PHARA-O MINI
ATTACK – gebruik deze regelaar
21.
om de attacktijd van de envelope
in te stellen van 1 ms t/m 0.8 s
vanaf het moment dat er een
toets wordt aangeslagen.
22. DECAY/RELEASE – gebruik deze
controle om de decay‑tijd in
te stellen op 60 ms tot 2,5 s en
de release op 50 ms tot 2 s van
de envelop, terwijl een toets
ingedrukt wordt gehouden.
23. SUSTAIN – gebruik deze
regelaar om het sustainniveau
van de envelope na de decay
in te stellen, totdat de toets
wordt losgelaten.
DELAY FEEDBACK – gebruik
24.
deze regelaar om de hoeveelheid
delaysignaal in te stellen die
wordt teruggekoppeld naar de
delay. Een hoog feedbackniveau
kan de delay oversturen.
25. DELAY TIME – gebruik deze
regelaar om de timing van de
vertraging in te stellen van
1 ms tot 600 ms; of 1 ms tot
1,6 s wanneer Tempovertraging
is ingeschakeld.
26. DRY/WET – gebruik deze
regelaar om de balans tussen het
droge signaal en de uitgang van
de delay in te stellen. Helemaal
linksom betekent dat er geen
delay hoorbaar is; volledig
rechtsom betekent dat alleen het
delaysignaal hoorbaar is.
27.
MEMORY/WRITE – Houd
deze knop ingedrukt om een
nieuw sequencegeheugen te
selecteren, in combinatie met de
toetsen 30 – 39; of met FUNC (3)
om de sequence op te slaan.
28. RECORD/ERASE – gebruik deze
toets om sequencer‑opname in
te stellen; of met FUNC (3) om de
huidige sequence te wissen.
Als de sequence niet wordt
opgeslagen zal de buffer worden
gewist. De sequencer moet lopen
om te kunnen wissen.
29.
PLAY/ACTIVE – gebruik deze
knop om de geselecteerde
sequence af te spelen; of met
FUNC (3) om actieve stappen
uit de sequence te wissen.
De actieve stappen worden
aangegeven door de LEDs in de
toetsen op het keyboard.
30. CLEAR ACTIVE STEP – gebruik
deze toets om de selectie van
de actieve stap met knop 29
ongedaan te maken en de
sequence in de oorspronkelijke
vorm terug te zetten. Wordt
ook gebruikt om geheugen 1 te
selecteren.
31.
CLEAR ALL – gebruik deze toets
om de hele sequencerbuffer te
wissen. Wordt ook gebruikt om
geheugen 2 te selecteren.
SCALE 1/1 – Sequencer loopt
32.
op het geselecteerde tempo.
Wordt ook gebruikt om
geheugen 3 te selecteren.
SCALE 1/2 – Sequencer loopt
33.
op de helft van het geselecteerd
tempo. Wordt ook gebruikt om
geheugen 4 te selecteren.
34. SCALE 1/4 – Sequencer loopt op
een kwart van het geselecteerde
tempo. Wordt ook gebruikt om
geheugen 5 te selecteren.
35.
METRONOME –gebruik deze
toets om de metronoom tijdens
het opnemen van sequences
in of uit te schakelen. Wordt ook
gebruikt om geheugen 6
te selecteren.
Quick Start Guide
36. STEP TRIGGER – forceert bij
elke nieuwe sequencestap een
hertriggering van de envelope.
Werkt niet in Freestyle‑modus.
Wordt ook gebruikt om
geheugen 7 te selecteren.
TEMPO DELAY – synchroniseert
37.
de delaytijd met het
sequencertempo. Wordt ook
gebruikt om geheugen 8
te selecteren.
38. FREESTYLE – gebruik deze toets
om de sequencer in realtime
opnamemodus te zetten.
Wordt ook gebruikt om
geheugen 9 te selecteren.
MOTION SEQUENCE
39.
ON/OFF – gebruik deze toets
om na het opnemen van de
noten realtime wijzigingen in de
besturing te kunnen opnemen.
Merk op dat VCF Resonance,
Tempo en VCO‑golfvorm niet in
een motion sequence kunnen
worden opgenomen. Wordt ook
gebruikt om geheugen
10 te selecteren.
89