Brandstofzeef reinigen
1. De brandstofzeef schoonkloppen. Voorkom hierbij
dat brandstof in het milieu terechtkomt.
Filter aan de reinigingsmiddel-aanzuigslang
reinigen
1. De reinigingsmiddel-zuigaansluiting eruit trekken.
2. Reinig het filter in water.
3. Plaats het filter weer.
Olie verversen
Oliesoort en vulhoeveelheid, zie technische gegevens.
1. Zet een opvangbak voor ca. 1 liter olie klaar.
2. Draai de olieaftapschroef los.
3. De olie in de opvangbak aftappen.
Fout
Controlelampje Draai-
richting knippert (alleen
3-fasige apparaten)
Controlelampje Bedrijfs-
gereedheid gaat uit resp.
apparaat werkt niet
Controlelampje Service
knippert 1x
Controlelampje Service
knippert 2x
Controlelampje Service
knippert 3x
Controlelampje Service
knippert 4x
Controlelampje Service
knippert 5x
Controlelampje Service
knippert 6x
Controlelampje brand
stof brandt
Controlelampje systee-
monderhoud brandt
Controlelampje Reini-
gingsmiddel brandt
80
Oorzaak
Geen netspanning
Watertekort
Lek in het hogedruksysteem
Fout in de stroomtoevoer of stroomver-
bruik van de motor te groot
Motor overbelast/oververhit
Storing treedt herhaaldelijk op
Afvoergas-temperatuurbegrenzer is ge-
activeerd
Storing treedt herhaaldelijk op
Reed-schakelaar in de watertekortbevei-
liging zit vast of magneetzuiger klemt
Vlamvoeler heeft de brander uitgescha-
keld
Brandstoftank is leeg
Reservoir systeemonderhoud is leeg
Reinigingsmiddeltank is leeg
Nederlands
Instructie
Verwijder afgewerkte olie op milieuvriendelijke wijze of
geef deze af bij een geautoriseerde verzamelplaats.
4. Draai de olieaftapschroef weer vast.
5. Vul de nieuwe olie langzaam bij tot de "MAX"-mar-
kering. Luchtbellen moeten kunnen ontsnappen.
Hulp bij storingen
GEVAAR
Per ongeluk opstartend apparaat, contact van
stroomvoerende delen
Verwondingsgevaar, elektrische schok
Schakel vóór werkzaamheden aan het apparaat het ap-
paraat uit.
Trek de netstekker eruit.
Remedie
1. De polen van de apparaatstekker vervan-
gen.
Afbeelding L
1. Controleer de netaansluiting en de toe-
voerleiding.
1. Controleer de wateraansluiting en de toe-
voerleidingen.
1. Controleer het hogedruksysteem en de
aansluitingen op lekkage.
1. Controleer de spanningaansluiting en de
netzekeringen.
2. Informeer de klantenservice.
1. De apparaatschakelaar op "0/OFF" zetten.
2. Het apparaat laten afkoelen.
3. Het apparaat inschakelen.
1. Informeer de klantenservice.
1. De apparaatschakelaar op "0/OFF" zetten.
2. Het apparaat laten afkoelen.
3. Het apparaat inschakelen.
1. Informeer de klantenservice.
1. Informeer de klantenservice.
1. Informeer de klantenservice.
1. Vul brandstof bij.
1. Het systeemonderhoud bijvullen.
1. Vul reinigingsmiddel bij.