SYSTEEMPARAMETERS
·
System address (Systeemadres). Hiermee kunt u het systeemnummer in uw installatie bepalen. Dit staat standaard
ingesteld 1. Het systeem toont de vrije adreswaarden met een maximale waarde van 247.
·
Temperature range (Temperatuurbereik). Hiermee kunt u de maximumtemperatuur voor verwarmen instellen (19
– 30 °C) en de minimumtemperatuur voor koelen (18 – 26 °C), in stappen van 1 °C. Indien gewenst kunt u bepaalde
modi uitschakelen. De maximumtemperatuur voor verwarmen staat standaard ingesteld op 30 °C en de
minimumtemperatuur voor koelen op 18 °C.
·
Type of opening (Type opening). Hiermee kunt u de proportionaliteit van de kleppen van het systeem
activeren/deactiveren. De proportionaliteit stelt de mate van opening of sluiten van de kleppen in 4 stappen af,
naargelang de vraag naar de temperatuur van de zone, en past het debiet naar de zone aan. Deze functie staat
standaard ingesteld op All/Nothing (Alles/Niets).
*Opmerking: De wijziging van deze parameter is van invloed op alle gemotoriseerde kleppen van de installatie. Dit wordt
niet aanbevolen voor intelligente RINT- en RIC-roosters.
·
Relay settings (Relaisinstellingen). Hiermee kunt u de functielogica van het relais GMV/Boiler van de
systeemcentrale wijzigen. (Standaard ingesteld op GMV).
·
Q-Adapt (alleen voor Think-thermostaten). Hiermee kunt u het algoritme voor de controle van het debiet selecteren
dat het beste past bij uw installatie. De beschikbare opties zijn:
-
Maximum: het systeem werkt op maximale snelheid, ongeacht het aantal zones.
-
Power (Vermogen): het systeem werkt op hogere snelheid dan in Standard (Standaard) om het debiet te
verhogen.
-
Standard (Standaard): het systeem wijzigt de snelheid naargelang het aantal zones.
-
Silence (Stil): het systeem werkt met een lagere snelheid dan in Standard (Standaard) om het geluidsniveau te
dempen.
-
Minimum: het systeem werkt op minimale snelheid, ongeacht het aantal zones.
·
Wireless module (Draadloze module). Hiermee kunt u het koppelingskanaal van het systeem activeren/deactiveren.
·
Information (Informatie) (alleen voor Think-thermostaten). Hiermee kunt u informatie bekijken over:
-
Zone: firmware, zone, verbinding, motor of status van de communicatie.
-
System (Systeem): firmware, instellingen en informatie over de regeleenheden van het systeem en de installatie.
-
Devices (Apparaten): Hier vindt u de met het systeem verbonden elementen.
ZONEPARAMETERS
·
Associated outputs (Verbonden uitgangen). Hier worden de met de thermostaat verbonden controleuitgangen
getoond en kunt u deze selecteren.
·
Thermostat settings (Thermostaatinstellingen). Hiermee kunt u de thermostaat instellen als hoofdthermostaat of
als zone.
*Opmerking: U kunt de thermostaat niet als hoofdthermostaat instellen indien dit al op een andere thermostaat is gedaan.
·
Use mode (Gebruiksmodus). Hiermee kunt u de thermostaat van de verschillende zones van het systeem instellen in
de modus Basic (Basis) of Advanced (Geavanceerd). Deze functie staat standaard ingesteld op Advanced
(Geavanceerd). De parameters die u kunt regelen in de modus Basic (Basis) zijn:
-
On/Off.
-
Set-point temperature (Ingestelde temperatuur).
-
Fan speed (Ventilatorsnelheid).
ES
EN
FR
HU
SV
NL
189