10. Ondersteun de canule terwijl u de trocar/V
de biopsiesonde in de canule inbrengt. De tip van een E
MRI-sonde komt 19,4 mm verder dan de diepte waarop de V
obturatortip zich bevindt. De tip van een E
komt 15,4 mm verder dan de diepte waarop de V
bevindt. (Afbeelding 3)
2 cm
15,4 mm
®
E
C
MRI-sonde met stompe tip
n
or
2 cm
2 cm
19,4 mm
®
E
C
n
or
Afbeelding 3 – Canule, V
11. Voer de biopsie uit. Verwijder de biopsiesonde.
12. Plaats een markering (indien geïndiceerd) volgens de desbetreffende
gebruiksaanwijzing.
12.1.
Om beelden na de plaatsing van de markering te verkrijgen,
verwijdert u de applicator uit de canule en brengt u de V
opnieuw in. Verwijder de obturator en canule tegelijkertijd nadat beelden
zijn verkregen.
12.2.
Als er na plaatsing van de markering geen beelden nodig zijn,
verwijdert u de applicator en canule tegelijkertijd.
13. Handhaaf compressie op de naaldroute om de bloeding tot een minimum te
beperken. Blijf compressie uitoefenen tot de bloeding is gestopt.
™
14. De canule, trocar, V
L
isi
oC
op de juiste wijze worden weggeworpen.
Gebruik van het inbrenghulpmiddel met het speciale Aurora MRI-systeem voor
de borst
1.
Bepaal de doellaesie of -plaats in de borst.
2.
Verzeker u ervan dat de verpakking van de inbrengset en het Aurora
naaldvoerderinzetstuk (ENCARINSERTMR-10G, afzonderlijk geleverd, zie
afbeelding 4) intact is.
3.
Neem met behulp van een standaard aseptische techniek het
Aurora naaldvoerderinzetstuk uit de verpakking. Bevestig het
naaldvoerderinzetstuk volgens de instructies van Aurora aan de Aurora
naaldvoerder.
4.
Neem met behulp van een standaard aseptische techniek de trocar (A) uit
de verpakking, verwijder de tipbescherming (E) en controleer de trocartip
op tekenen van beschadiging.
5.
Neem met behulp van een standaard aseptische techniek de canule (B) uit
de verpakking. Verwijder de canulestopper van de canule. Breng de trocar
in de canule in.
6.
Verdoof het gebied en maak een incisie in de huid.
7.
Breng de trocar en canule door het naaldvoerderinzetstuk in de borst in tot
het aanzetstuk van de canule tegen het naaldvoerderinzetstuk ligt.
8.
Vervang de trocar door de V
opnieuw om de plaatsing van de V
controleren. Wijzig de positie zo nodig.
9.
Draai de canulestopper (D) rechtsom om de canule in het blok
te stabiliseren.
10. Ondersteun de canule terwijl u de trocar/V
de biopsiesonde in de canule inbrengt. De tip van een E
MRI-sonde komt 19,4 mm verder dan de diepte waarop de V
obturatortip zich bevindt. De tip van een E
komt 15,4 mm verder dan de diepte waarop de V
bevindt. (Afb. 3)
™
L
obturator verwijdert en
isi
oC
C
n
®
C
MRI-sonde met stompe tip
n
or
™
L
obturatortip zich
isi
oC
Canule
VisiLoc™ obturator
MRI-sonde
™
L
obturator en MRI-sonde
isi
oC
L
isi
obturator en het naaldvoerderinzetstuk moeten
™
L
obturator (F). Visualiseer de borst
isi
oC
™
L
obturatortip in het doelgebied te
isi
oC
™
L
obturator verwijdert en
isi
oC
C
n
®
C
MRI-sonde met stompe tip
n
or
™
L
obturatortip zich
isi
oC
11. Voer de biopsie uit. Verwijder de biopsiesonde.
®
Tri-Concave
or
12. Plaats een markering (indien geïndiceerd) volgens de desbetreffende
™
L
isi
oC
gebruiksaanwijzing.
12.1.
verwijdert u de applicator uit de canule en brengt u de V
opnieuw in. Verwijder de obturator en canule tegelijkertijd nadat beelden
zijn verkregen.
12.2.
verwijdert u de applicator en canule tegelijkertijd.
13. Handhaaf compressie op de naaldroute om de bloeding tot een minimum te
beperken. Blijf compressie uitoefenen tot de bloeding is gestopt.
14. De canule, trocar, V
op de juiste wijze worden weggeworpen.
Afbeelding 4 – Aurora naaldvoerderinzetstuk, ENCARINSERTMR-10G
™
obturator
oC
®
Tri-Concave
or
™
L
isi
oC
1
Aurora Imaging Tech, Inc. N. Andover, MA, USA
12
Om beelden na de plaatsing van de markering te verkrijgen,
Als er na plaatsing van de markering geen beelden nodig zijn,
™
L
obturator en het naaldvoerderinzetstuk moeten
isi
oC
™
L
obturator
isi
oC