Controllerlampjes - Jacobsen LF 3400 Handbuch

5.2

CONTROLLERLAMPJES ____________________________________________________

De controller is een halfgeleiderapparaat dat de elektrische
functies controleert en bestuurt. De controller ontvangt
ingangssignalen (inputs) van schakelaars en sensors die op
diverse plaatsen in de machine zijn aangebracht, en brengt
uitgangssignalen (outputs) over om relais, elektromagneten
en waarschuwingslampjes te bedienen. Het apparaat
controleert timers en stelt deze terug, en bevat ingebouwde
logische schakelingen om bepaalde machinefuncties te
besturen.
Ieder ingangs- en uitgangssignaal wordt getoond via
lampjes bovenaan
ingangsschakelaar geeft een actief circuit aan en laat een
Lampje aan - circuit is actief
Lampje uit - circuit is inactief
Lampje
1
Programma actief (alleen 5 maaieenheden)
Programma actief - geeft aan dat controller voeding
2, 3
ontvangt
4
Contactschakelaar in "start" positie
Neutrale startschakelaar - tractiepedaal in
5
neutraalstand
6
Remschakelaar - rem ingeschakeld
7
Zittingschakelaar - bestuurder is gezeten
8
Achterdraaischakelaar - ingesteld op leppen
9
Kruissnelheidsregelschakelaar - uit - pen 1 (optie)
10
Kruissnelheidsregelschakelaar - aan - pen 2 (optie)
11
Vlotterschakelaar hydrauliekoliepeil
12 Alarmschakelaar hydrauliekoliepeil
13
Motoroliedrukschakelaar
Hefbegrenzerschakelaar - Linkermaaidek (alleen 7
16
maaieenheden)
17
Hefbegrenzerschakelaar - Linksvoor
18
Hefbegrenzerschakelaar - Rechtsvoor
Hefbegrenzerschakelaar - Rechtermaaidek (alleen 7
19
maaieenheden)
20
Joystick - Linkermaaidek (alleen 7 maaieenheden)
21
Joystick - Rechtermaaidek (alleen 7 maaieenheden)
22
Joystick - omlaag
23
Joystick - omhoog
Maaischakelaar linkermaaidek - Vooruit (alleen 7
24
maaieenheden)
Inactieve lampjes 5 maaieenheden- 14, 15, 16, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 29, 30, 37, 39, 41, 42, 45, 46, 47, 48
(niet gebruikt)
Inactieve lampjes 7 maaieenheden - 1, 14, 15, 30, 41, 48 (niet gebruikt)
de controller. Een
Controllerfuncties per lampjesnummer
INGANG
Circuit
lampje branden, terwijl een open schakelaar een inactief
circuit aangeeft en een lampje laat uitgaan. De outputs zijn
actief wanneer de lampjes branden.
Het is belangrijk om te onthouden dat een lampje of groep
van lampjes in sommige gevallen aan of uit moet zijn om
een toestand te effectueren. Bijvoorbeeld, om de tractor te
starten moet de maaischakelaar in de UIT-stand staan
(lampjes 25, 28, 38 uit) terwijl de neutrale startschakelaar
(lampje 5),
brandstofklephoudspoel (lampje 34) in de AAN-stand
gesloten moeten staan.
Lampje
25
Centrale maaischakelaar - Vooruit
Maaischakelaar rechtermaaidek - Vooruit (alleen 7
26
maaieenheden)
Maaischakelaar linkermaaidek - Achteruit (alleen 7
27
maaieenheden)
28
Centrale maaischakelaar - Achteruit
Maaischakelaar rechtermaaidek - Achteruit (alleen 7
29
maaieenheden)
31 Gloeibougierelais & indicator - gloeibougie aan
32 Lichttest
33 Startrelais & indicator
34 Brandstofklephoudspoel
35 Claxon
36 Waarschuwingslampje hydrauliekoliepeil
Maaischakelaar linkermaaidek - Actiefsignaal (alleen 7
37
maaieenheden)
38 Centrale maaischakelaar - Actiefsignaal
Maaischakelaar rechtermaaidek - Actiefsignaal (alleen 7
39
maaieenheden)
40 Kruissnelheidsregelklep/licht (optie)
Hefklep - Centrale achtermaaiers (alleen 7
42
maaieenheden)
43 Hefklep - omlaag
44 Hefklep - omhoog
45 Hefklep - Linkermaaier (alleen 7 maaieenheden)
46 Hefklep - Voorste maaiers (alleen 7 maaieenheden)
47 Hefklep - Rechtermaaier (alleen 7 maaieenheden)
FOUTOPSPORING
remschakelaar (lampje
UITGANG
Circuit
5
6) en de
NL-31