Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Benning CM E1 Bedienungsanleitung Seite 33

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

u op de FUNC-toets 9 tot de onderdisplay A verdwijnt.
Zodra de draaischakelaar op de Ω+
waarde met de bovenste en onderste alarmdrempel.
Wanneer de afgelezen waarde de bovenste alarmdrempel overschrijdt, weerklinkt een pulserend geluids-
signaal en verschijnt het 'HI--'-symbool.
Wanneer de afgelezen waarde tot onder de onderste alarmdrempel zakt, weerklinkt een pulserend geluids-
signaal en verschijnt het 'LO--'-symbool.
Tip:
-
Voor het deactiveren van de alarmdrempels kunt u de bovenste alarmdrempel (HI) op 'OL' en de
onderste alarmdrempel (LO) op '0' zetten.
-
De bovenste alarmdrempel (HI) kan niet lager zijn dan de onderste alarmdrempel (LO), en de onderste
alarmdrempel (LO) kan niet hoger zijn dan de bovenste alarmdrempel (HI).
-
Bij een actieve datalogger is de akoestische alarmfunctie gedeactiveerd.
-
De ingestelde alarmdrempels blijven van toepassing tot de volgende aanpassing.
5.3 Datalogfunctie
Dankzij de datalogfunctie kunnen een reeks metingen (Funktion Ω/ Ω
eerd meetinterval (bemonsteringssnelheid) automatisch en manueel bewaard worden. Het is mogelijk om
tot 116 meetwaarden op te slaan. Het meetinterval ligt tussen 1 s en 255 s. De meetwaarden kunnen op
een later tijdstip worden afgelezen van de display 4 .
5.3.1
Bemonsteringssnelheid afstellen
Druk meermaals op de FUNC-toets 9 tot het 'SEC'-symbool in de onderdisplay A verschijnt. In de digitale
weergave B wordt de bemonsteringssnelheid in seconden weergegeven. Met een druk op de ▼-toets 6
en ▲-toets 8 kan de bemonsteringssnelheid bijgesteld worden, van 1 s tot 255 s. Met een lange druk op
de knop kunt u het instellen versnellen. Druk vervolgens meermaals op de FUNC-toets 9 tot de onder-
display A verdwijnt.
Tip:
Om slechts één meetwaarde te bewaren, kiest u voor een bemonsteringssnelheid van 0 s. Bij iedere druk
op de REC-toets 5 wordt de opeenvolgende meetwaarde in het interne geheugen getoond en verschijnt
het nummer van de geheugenlocatie kortstondig in de onderdisplay A.
5.3.2
Start en stop de datalogger
Met een druk op de REC-toets 5 activeert u de datalogger en verschijnt gelijktijdig het REC-symbool J
in de digitale weergave 4 . De meetwaarden worden rekening houdend met de ingestelde bemonsterings-
snelheid opgeslagen in het interne geheugen.
De Datalogger wordt door het indrukken van de REC-toets 5 gestopt en stopt automatisch wanneer het
meetwaardegeheugen vol is. Het REC-symbool J in de digitale weergave 4 verdwijnt.
5.3.3
Meetwaarden laden
Druk meermaals op de FUNC-toets 9 tot het 'NO.'-symbool I in de onderdisplay 4 verschijnt. Met een
druk op de ▼-toets 6 en ▲-toets 8 verschijnt het nummer van de geheugenlocatie op de onderdisplay
A met de daarbij horende meetwaarde in de digitale weergave B.
09/ 2019
stand gezet wordt, vergelijkt de aardingsmeettang de afgelezen
BENNING CM E1
), mA/ A) met een vooraf gedefini-
28

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis