Bedrading Van De Hoofdvoeding En Apparatuurcapaciteit - Mitsubishi Electric PQHY-P200YHM-A Installationshandbuch

Unit
Binnenunit (Hoofdeenheid)
Binnenunit (subeenheid)
Buitenunit (OC, OS)
BC-controller (hoofdeenheid)
BC-controller (subeenheid)
M-NET R/C (hoofdeenheid)
M-NET R/C (subeenheid)
MA R/C
h. De groepsinstellingen voor de verschillende binnenunits worden gemaakt op de afstandsbediening (RC) nadat de stroomvoorziening is ingeschakeld.
i. Als op het systeem een centrale afstandsbediening is aangesloten, zet u de schakelaars voor centrale afstandsbediening (SW2-1) in de schakelkasten van alle
buitenunits (OC, OS) op "ON".
*1 OC en OS van de buitenunits worden binnen hetzelfde koelsysteem automatisch geïdentifi ceerd. Zij worden geïdentifi ceerd als OC en OS in dalende volgorde van
capaciteit. (Bij gelijke capaciteit worden ze volgens oplopend adresnummer geïndentifi ceerd).
<Toegestane lengtes>
1 M-NET Afstandsbediening [Fig. 11.3.4] (p.12)
• Max. lengte via buitenunits: L +L
1
• Max. lengte signaaldraad: L en L
1
• Draadlengte afstandsbediening:
2 MA Afstandsbediening [Fig. 11.3.5] (p.13)
• Max. lengte via buitenunit (M-NETverbinding): L
• Max. lengte signaaldraad (M-NET-kabel): L
• Draadlengte afstandsbediening: m
3 Transmissieversterker [Fig. 11.3.6] (p.13)
• Max. lengte signaaldraad (M-NET-kabel): 1 L
• Draadlengte afstandsbediening: 1, 2

11.4. Bedrading van de hoofdvoeding en apparatuurcapaciteit

Bedradingsschema (Voorbeeld)
[Fig. 11.4.1] (p.13)
A Schakelaar (stroom- en stroomverlies-)
D Trekdoos
Kabeldikte voor hoofdvoeding, capaciteit van de schakelaars en systeemimpedantie
PQHY-P·YHM-A(-BS) Model
PQHY-P200YHM-A(-BS)
Buitenunit PQHY-P250YHM-A(-BS)
PQHY-P300YHM-A(-BS)
Totale 16A of minder
stroomsterkte van 25A of minder
de binnenunit 32A of minder
PQRY-P·YHM-A(-BS) Model
PQRY-P200YHM-A(-BS)
Buitenunit PQRY-P250YHM-A(-BS)
PQRY-P300YHM-A(-BS)
16A of minder
Totale
stroomsterkte van 25A of minder
de binnenunit 32A of minder
*1: Moet voldoen aan de vereisten van IEC 61000-3-3
1. Sluit de binnen- en buitenunits op afzonderlijke circuits aan. Voorzie OC en OS van een aparte bedrading.
2. Houd rekening met de omgevingsfactoren (temperatuur, rechtstreeks zonlicht, regenwater, enz.) wanneer de kabels worden gelegd en aangesloten.
3. De kabeldikte is de minimumwaarde voor metalen geleiders. Als de spanning afneemt, gebruikt u een kabel die net iets dikker is.
Zorg ervoor dat de voedingsspanning nooit met meer dan 10% afneemt.
4. Alle gebruikte kabels moeten in overeenstemming zijn met de plaatselijke regelgeving.
5. Apparaatsnoeren voor buitengebruik mogen niet lichter zijn dan ontwerp 245 IEC 57 (snoeren met een fl exibele mantel van polychloropreen).
6. De installateur moet zorgen voor de plaatsing van een schakelaar met minstens 3 mm contactafstand tussen elke pool.
Bereik
01 tot 50 Gebruik het meest recente adres binnen een groep binnenunits. Stel bij een R2-systeem met
ondergeschikte BC-controllers de adressen van de binnenunits in onderstaande volgorde in:
1 Binnenunits verbonden met de hoofd-BC-controller
2 Binnenunits verbonden met BC-subcontroller 1
3 Binnenunits verbonden met BC-subcontroller 2
Stel de adressen van binnenunits zo in dat alle adressen van 1 kleiner zijn dan van 2, en alle
adressen van 2 kleiner zijn dan van 3.
01 tot 50 Gebruik een ander adres dan dat van de IC (Hoofdeenheid) maar uit dezelfde groep binnenunits. Dat
moet volgen op dat van de IC (Hoofdeenheid)
51 tot 100 Stel de adressen van de buitenunits in hetzelfde koelsysteem in volgens hun reeksnummer. OC en
OS worden automatisch geïdentifi ceerd. (*1)
51 tot 100 Adres buitenunit plus 1. Wanneer het ingestelde adres van de binnenunit gelijk is aan het adres van
een andere binnenunit, stel dan het nieuwe adres in op een vrij adres binnen het instelbereik.
51 tot 100 Laagste adres binnen de binnenunits die aangesloten zijn op de BC-controller (subeenheid) plus 50
101 tot 150 Stel dit in op het adres van een IC (hoofdeeneid) in de groep plus 100
151 tot 200 Stel dit in op het adres van een IC (hoofdeeneid) in de groep plus 150
– Adresinstelling is niet nodig (wel nodig voor instelling hoofd/sub)
+L +L en L +L +L +L en L +L +L
2 3 4 1 2 3 5 1 2 6
+L en L +L en L en L +L 200 m (1,25 mm
3 4 3 5 6 2 6
, , , 10 m (0,3 tot 1,25 mm 2
1 2 3 4
Als de lengte groter is dan 10 m, gebruikt u een afgeschermde draad van 1,25 mm
ingecalculeerd in de totale en dus maximale lengte van het geheel.
+L +L +L en L +L +L
1 2 3 4 1 2
en L +L en L en L +L
1 3 4 6 2 6
+m en m +m +m +m 200 m (0,3 tot 1,25 mm
1 2 1 2 3 4
+ L + L + L + L
11 12 13 14
2 L + L + L + L + L
11 12 13 14
3 L + L + L + L 200 m (1,25 mm
11 12 13 15
4 L + L + L + L , L
17 16 14 15 15
10 m (0.3 to 1,25 mm2)
Als de lengte meer dan 10 m is, gebruikt u afgeschermde draad van 1,25 mm
als inbegrepen in de totale lengte voor de maximum draadlengte voor afstandsbediening.
B Stroomverliesschakelaars
E Binnenunit
Minimale kabeldikte (mm
Hoofdkabel Aftakking Aarde
4,0 -
4,0 -
4,0 -
1,5 1,5
2,5 2,5
4,0 4,0
Minimale kabeldikte (mm
Hoofdkabel Aftakking Aarde
4,0 -
4,0 -
4,0 -
1,5 1,5
2,5 2,5
4,0 4,0
Instellingswijze
500 m (1,25 mm of meer)
2
2 of meer)
)
500 m (1,25 mm 2 of meer)
6
200 m (1,25 mm 2 of meer)
2 )
+ L 200 m (1,25 mm 2 )
16 17
+ L 200 m (1,25 mm 2 )
16 18
2 )
+ L + L + L 200 m (1,25 mm
14 16 18
C Buitenunit
F BC-controller (standaard of hoofd)
)
2
Stroomverliesschakelaar
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
1,5 20A 30mA 0,1sec. of minder
2,5 30A 30mA 0,1sec. of minder
4,0 40A 30mA 0,1sec. of minder
2 )
Stroomverliesschakelaar
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
4,0 30A 100mA 0,1sec. of minder
1,5 20A 30mA 0,1sec. of minder
2,5 30A 30mA 0,1sec. of minder
4,0 40A 30mA 0,1sec. of minder
. De lengte van dit gedeelte (L
2
)
2
en berekent de lengte van dat gedeelte (L
2
F' BC-controller (sub)
Schakelaar Stroomonderbreker
Capaciteit Zekering (NFB)
25 25 30
25 25 30
25 25 30
16 16 20 (volgens EN61000-3-3)
25 25 30 (volgens EN61000-3-3)
32 32 40 (volgens EN61000-3-3)
Schakelaar Stroomonderbreker
Capaciteit Zekering (NFB)
25 25 30
25 25 30
25 25 30
16 16 20 (volgens EN61000-3-3)
25 25 30 (volgens EN61000-3-3)
32 32 40 (volgens EN61000-3-3)
) moet worden
8
en L )
15 18
Max. toegelaten
systeemimpedantie
*1
*1
*1
Max. toegelaten
systeemimpedantie
*1
*1
*1
101