Flensinbouwopening; Aansluiting Centrale Verwarming - Atlantic Mileo Bedienungsanleitung

EBH
Apparaten met elektrisch aangedreven inbouwverwarmingen zijn uitgerust met een veiligheidstemperatuurbegrenzer, die bij een
temperatuur van max. 110 °C de verdere verwarming van het apparaat uitschakelt (EN 60335-2-21; ÖVE-EW41, Deel 2 (500)/1971).
Daarom moet er bij de keuze van aansluitcomponenten (aansluitbuizen, circulatie, veiligheidsklepcombinaties, etc.) op worden
gelet, dat de aansluitcomponenten, bij een eventueel defect van de temperatuurregelaar, stand houden bij temperaturen van 110
°C en mogelijke schade wordt vermeden.
Montage en installatie mogen uitsluitend door bevoegde monteurs worden uitgevoerd.
Voor het langdurige bedrijf is er een inbouwverwarming, via de flens gemonteerd, aanwezig.
De gebruikte inbouw- of schroefverwarmingen moeten een geïsoleerde (minimaal 600 Ω) in- resp. opbouw aangeven, omdat dit
anders tot corrosie van het binnenreservoir kan leiden.
Als de corrosiebescherming in de flensplaat standaard is ingebouwd, moet bij het verwijderen van de flensplaat een andere corro-
siebescherming zijn gegarandeerd.
Vanwege de hysterese van de temperatuurregelaar (± 7 °K) en mogelijk straalverlies (afkoeling van de leidingen) zijn de temperatu-
urgegevens onderhevig aan een nauwkeurigheid van ± 10 °K.
Als het reservoir via zijn warmtewisselaar wordt verwarmd, moet gegarandeerd worden dat de warmwatertemperatuur in geen
geval hoger is dan 85 °C, omdat anders de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de elektro-verwarming wordt geactiveerd en deze
buiten bedrijf gesteld kan worden.
Belangrijk: Alle metalen inbouwdelen, zoals bijv. SH, RWT, en/of EBH moeten elektrisch geïsoleerd in het reservoir worden inge-
bracht. Om inbouwdelen tegen corrosie te beschermen, is een overgangsweerstand van ca. 600Ω nodig (indien deze af fabriek nog
niet in de bouwdelen is gemonteerd).

5. FLENSINBOUWOPENING

Aan de ketelflens Ø 240 mm (lichte breedte Ø 173 mm, boutcirkel Ø 210
mm, 12 x M12) en Ø 180 (lichte breedte Ø 117 mm, boutcirkel Ø 150 mm,
8 x M12), kunnen afhankelijk van het installatie-ontwerp elektrische
inbouwverwarmingen of een warmtewisselaar worden ingebracht.
Elektrische inbouwverwarmingen moeten zo worden ingebouwd dat de
sensor van de temperatuurregelaar naar boven is gericht.

6. AANSLUITING CENTRALE VERWARMING

Voor ingebruikname moet het buizenraster resp. de dubbele isolatie
worden gespoeld om eventuele verontreinigen (bijv. zwammen) uit het
hittecircuit te verwijderen. Het verwarmingswater moet overeenkomstig
de nationale voorschriften en normen (bijv. ÖNORM H5195-1) bij
ingebruikname worden verwarmd en aan de voorschriften voldoen.
Boiler met buizenraster
De in het reservoir ingebouwde warmtewisselaar kan aangesloten
worden op een verwarming, als de druk en temperatuur op het typeplaatje
overeenkomen met de aangegeven gegevens. Geforceerde luchtcirculatie door middel van een pomp is noodzakelijk.
Bij de installatie van een reservoir met buizenraster moet eerst een afsluitelement worden ingebouwd, zodat bij afgestelde centrale
verwarming en warmtepompen of het elektrobedrijf het terug verwarmen in het verwarmingscircuit wordt voorkomen.
In geen geval mogen echter de voor- en terugloop worden geblokkeerd, omdat anders het water in het raster niet kan verdampen
en er beschadigingsgevaar voor de warmtewisselaar bestaat. De warmtewisselaar met gladde buizen moet voor de uitvoering van
de eerste installatie correct worden gespoeld (wij raden bovendien de inbouw van een vuilfilter aan). Als de warmtewisselaar met
gladde buizen bij het bedrijf van het reservoir niet wordt gebruikt (bijv. alleen elektroverwarming), moet deze volledig worden gevuld
met een overeenkomstige glycol-mening, om corrosie door het ontstane condenswater te voorkomen. De gevulde warmtewisselaar
met gladde buizen mag na het vullen niet aan beide zijden worden gesloten (drukuitzetting door temperatuur).
Id.Nr. 246265-1 / 1828
Beschermring
Flensplaat
65
Flensring
Afdichting