ProjectPro 213 Extra
Op het spuitpistool kunnen afhankelijk van toepassing en object drie verschillende
spuitstraalvormen worden ingesteld.
Spuitstraalvorm
Afb. 8 A = verticale vlakke straal
Afb. 8 B = horizontale vlakke straal voor het verticaal opbrengen van verf
Afb. 8 C = ronde straal
Instelling van de gewenste spuitstraalvorm (Afb. 9)
Draai de wartel (1) iets los en draai de luchtkap (2) in de gewenste
spuitvormstand (pijl). Draai vervolgens de wartel weer vast.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel! Haal nooit de trekker over tijdens het
Instelling van de materiaalhoeveelheid (Afb. 7, Pos. 3)
Bepaal de materiaalhoeveelhid door de stelschroef op de trekker van het pistool te
verdraaien.
- naar links draaien
+ naar rechts draaien
Instelling van de luchthoeveelheid (Afb. 7, Pos. 1)
Afhankelijk van de viscositeit (vloeibaarheid) van het te verspuiten materiaal en de aard van
het te coaten object kan het zinvol zijn de luchthoeveelheid te variëren. Zeer dunvloeibare
materialen, zoals waterige beits, hoeven niet met de maximale luchthoeveelheid te worden
verstoven. Het is aan te raden daarbij de luchthoeveelheid te reduceren en daardoor de
spuitnevel te minimaliseren.
Dat geldt ook bij gebruik van de spuitopzet voor kleine hoeveelheden en de radiator-/
detailspuitopzet (accessoires).
- naar links draaien
+ naar rechts draaien
Spuittechniek
•
Het spuitresultaat wordt grotendeels bepaald door hoe glad en schoon het te spuiten
oppervlak vooraf is gemaakt. Behandel het oppervlak daarom zorgvuldig voor en houd
het stofvrij.
•
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
•
Dek schroefdraden en dergelijke aan het spuitobject af.
•
Een spuitproef op karton of iets dergelijks is aan te bevelen om de juiste instelling voor
het spuitpistool te bepalen.
Belangrijk: Begin buiten het te spuiten oppervlak en voorkom onderbrekingen binnen
het te spuiten oppervlak.
•
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo blijft
tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd gelijk. Kies
een afstand van 5 - 15 cm, afhankelijk van de gewenste straalbreedte.
Afb. 10 A: GOED gelijkmatige afstand tot het object.
Afb. 10 B: FOUT ongelijkmatige afstand leidt tot een ongelijkmatig resultaat.
voor het horizontaal opbrengen van verf
voor hoeken en randen en voor moeilijk
bereikbare oppervlakken
afstellen van de luchtkap.
minder materiaal
meer materiaal
minder lucht
meer lucht
NL
43