het laadproces is weliswaar mogelijk, maar leidt tot een foutmelding
en tot onderbreking van het opladen. In dit geval moet het laadproces
opnieuw worden gestart. Zorg dat in geen geval de door de accufabri-
kant aangegeven maximale laadstroom wordt overschreden (zie veilig
heidsinstructies).
Bij het opladen van zenderaccu´s dient bovendien nog rekening te
worden gehouden met een eventueel in de zender geïntegreerde
beveiligingsdiode. In dit geval dient de zenderaccu voor het opladen
uit de afstandsbediening te worden genomen. Zie de gebruiksaanwij-
zing van de afstandsbediening voor meer informatie hierover.
Ontladen - laden:
• Sluit de op te laden accu volgens de juiste polariteit aan en verbind het laadappa-
raat met een spanningsbron. Schuif vervolgens de display-omschakelaar (6) op
de schakelaarstand "Ampere".
• Zet nu de draairegelaar voor de laadstroom (4) in de gewenste positie tussen 0,2
en 5 A. Indien u de voorkeur geeft aan een exact ingestelde laadstroom, volg dan
de instructies zoals beschreven onder het kopje "Laden", stel de gewenste laad-
stroom in en breek het begonnen laadproces vervolgens af met behulp van de
start/keuze-toets (7).
• Druk nu tweemaal op de start/keuze-toets (7). De rode en gele LED (8 en 10) knip-
peren 4 keer tegelijk en in aansluiting hierop laat het laadapparaat 2 geluidssigna-
len horen.
• Het ontlaadproces wordt nu automatisch gestart. Als aanduiding hiervan brandt
de gele LED (8) nu continu en knippert de rode LED (8). De ontlaadstroom wordt
automatisch geregeld en is afhankelijk van het aantal cellen van de aangesloten
accu. Dit kan variëren van 0,3 A bij 1 cel tot 3,0 A bij 14 cellen.
• Nadat het laadapparaat de accu volledig leeg heeft gemaakt, schakelt de lader
automatisch voor 2 minuten over op onderhoudslading. Gedurende deze 2 minu-
ten brandt de groene LED (9) nu continu en knippert de rode LED (8).
• Na afloop van de 2 minuten wordt het laadproces automatisch gestart. De rode
controle-LED knippert eerst snel en gaat dan continu branden.
• Nadat het laadapparaat de optimale laadtoestand van de accu heeft gesigna-
leerd, schakelt het automatisch over op onderhoudslading en laat 10 geluidssig-
nalen horen. Daarbij gaat de rode LED (8) uit en gaat de groene LED (9) knipperen.
Druk eenmaal op de start/keuze-toets om het ontlaad-/laadproces
handmatig te beëindigen en naar onderhoudslading terug te schakelen.
40
Ladekabels an. Ein Akku-Anschluss ist für JR- und Futaba-Stecksysteme (17) und
ein Anschluss ist für Akkus mit BEC-Stecksystem (18) ausgelegt. Achten Sie auch
beim Anschluss des Ladekabels und der Akku-Anschlussleitungen in jedem Fall auf
die richtige Polung: Rot = Plus (+); Schwarz = Minus (-).
Schließen Sie bitte niemals zwei Akku-Packs gleichzeitig an den
Steckverbindungen des Adapterkabels an.
LC-Display und Umschalter:
Je nach Stellung des Display-Umschalters (6) haben Sie die Möglichkeit, sich folgen-
den Werte im Display anzeigen zu lassen:
mAh: Bei dieser Schalterstellung können Sie sich während des Ladevorgangs die in
den Akku geladene, bzw. beim Entladevorgang die entnommene Kapazität anzeigen
lassen. Die bei der Erhaltungsladung in den Akku geladene Kapazität wird dabei
nicht mit erfasst und angezeigt.
Volt: Bei dieser Schalterstellung wird die momentane Spannung an den Ladebuch-
sen angezeigt.
Ampere: Bei dieser Schalterstellung wird der momentane Lade-/Entladestrom ange-
zeigt.
Neben den drei Grundanzeigen schaltet das Display selbsttätig auf die Anzeige der
Zellenzahl um. Die Anzahl der Einzelzellen im angeschlossenen Akku-Pack werden
automatisch erkannt.
Wenn bei tiefentladenen Akku-Packs die automatische Erkennung
eine zu geringe Zellenzahl anzeigt, ist es empfehlenswert den Akku für
einige Minuten vorzuladen. Anschließend ist der Akku vom Ladegerät
zu trennen und erneut anzuschließen.
Bedienung
Ihr Ladegerät DIGIPEAK verfügt über folgende Ladefunktionen:
Erhaltungsladen:
• Sobald der Akku angeschlossen und das Ladegerät mit einer Spannungsquelle
verbunden wird, ertönt ein Signal und die grüne Kontroll-LED (9) für Erhaltungsla-
den (Langsam/Trickle) blinkt. Je nach Ladezustand und Kapazität des ange-
schlossenen Akkus fließt ein fest voreingestellter Ladestrom von ca. 100 – 150
mA.
• Das Abstecken des Akkus vom Ladegerät wird ebenfalls mit einem Tonsignal quit-
tiert.
9